woensdag 25 april 2018

k)kortverhalen-schetsen deel 1

Het voortijdig testament Deel IV kortverhalen Tussen Allerzielen En Euroshima     1
Dichter bij de geest         42
De Blogfilosofen               95
  Zoveelste romanidee 131
BLOGKUNSTENAAR.  BLOGNOVELLEN  138
Gotlev en het te schetsen leven         151
Karel Kompel's revolutie, 'referendumroman'        170

Planetary News 2040          185
Heerlijk over liefde pennen   zie linken van http://heerlijkoverliefdepennen.skynetblogs.be 
Loving life, is an art   http://lovinglifeanart.blogspot.be/  188
Tussen Allerzielen
En Euroshima
Nu dat ik dan toch dood ben
‘Het moet wel een afgrijselijk zware klap geweest zijn’, dacht ik met een onverklaarbare zandsmaak in m’n mond. Zonder het hoofd op te tillen, wist ik dat er warm zand onder me lag. Na het zandkorrelgevecht van mijn oogleden, richtte ik mijn lijf stilaan op. Op handen en voeten liet ik me met billen op voeten zakken. Wat ik zag, kwam me als volslagen waanzinnig over. Was dit een grap ? Een droom kon het niet zijn. Of toch ? Het stijve en stramme dat de minste beweging met zich bracht, was me te vertrouwd.  Zo…weet je wel alsof je de dag tevoren voor het eerst weer een voetbalmatch gespeeld hebt. Hoe kwam ik  in hemelsnaam in dit soort blauwe zand terecht ?
Ik zat midden in een uitgestrekte, woestijnachtige omgeving; maar dan in het blauw met rode en gele rotsen.  ‘Wat doe ik hier, hoe kom ik hier’, gonsde het in mijn brein.  Dit was nu net wat je een surrealistisch schilderij zou kunnen genoemd hebben. Een blauw heuvelig landschap met een soort witte zon die laag tegen een groene hemel plakte.  Alsmaar waanzinniger rondkijkend stelde ik vast dat er werkelijk niets meer of minder te bespeuren viel.  Een bange kalmte overviel me.  M’n vingers grepen ziftend door het blauwe.  Ik stond recht. M’n voeten sleepten zich een rare kring van stappen in het zand,…ja, dat moest het zijn, het kraakte, voelde aan als en kwam
in mijn schoenen zoals ‘thuis’ aan zee.  Ik kwam terug op het punt waar ik op mijn buik gelegen had.  Moedeloos liet ik me op m’n gat vallen. Ik probeerde kalm te blijven.  Ineens wist ik het weer. Daarnet was ik toch in de wagen naar huis ? Oh nee ! Die klap ! Het groene licht en dan die vrachtwagen op het mij zo vertrouwde kruispunt.  Meer wist ik niet…was ik gek geworden…of was ik dood ? Gelukkig kreeg ik niet lang de tijd om na te denken. Anders was ik compleet doorgeslagen.  Ineens brak de eindeloos bevreemdende stilte rondom me.  Hoorde ik dan geen steeds aanzwellend geluid als van een automatisch ratelende naaimachine ? Het rake gehakketak in stereo groeide aan.  ’t Was zo soepel en geolied dat het geen vrees, eerder nieuwsgierigheid bij me opwekte.  Slechts één moment dacht ik aan vluchten. Toen ik aan een stuk groene einder een duidelijk rood iets over het blauwe zand schuiven zag. 
Het zichtbare begin van de ontraadseling van het abnormale waarin ik hoe dan ook gedropt was, schoof tot op een veilige afstand vóór mij neer.  Het tuig had iets van een ouderwets type vliegende schotel. Tevergeefs zochten mijn ogen naar een opening in het harnas. Daar ik geen venster of deur vond, waagde ik me langzaam naar de andere kant. Inderdaad, De voorkant van mijn stalen bezoeker had bovenaan een soort donkere venster  in trapeziumvorm. Een meter lager meende ik een soort ovale deur te kunnen onderscheiden. Net toen ik korter bij wou komen, begon het buitenmaats portier  van bovenuit naar me toe te wentelen tot dat de deur haar brugfunctie bereikt had.  Er gebeurde niets.  Meer en meer kreeg ik het beklemmend gevoel dat ik ergens vertrouwd was met dergelijke toestanden.  Achter de half zichtbare tweede deur die nu het open gat vulde, bewoog de schaduw van een gedaante in een hel licht. Het wezen er achter stond nu pal vóór het deurscherm. Een vijfvingerige hand leek ergens op een knop te drukken. Een deurscherm schoof in de koepel van het ongeveer vier meter hoge tuig. De schaduw was echt. Een knappe tengere vrouw in een geel pak, nodigde me uit om de trap op het luik te beklimmen.  Ze bleef wenken tot ze haar linker hand uitstak om me binnen te helpen. Ik begreep niets van haar aardse uiterlijk, maar wat kon me nu nóg verbazen ?  Daar had ik dan in een paar tellen daarna al een antwoord op. “Welkom jij, mij naam is Kernaate, wees onze gast aardmens. Pardaf. Ik stond aan de vloer van het ruimtetuig gelijmd, ze heette me welkom in het Nederlands !  Na dat de
schoteldeur dichtklapte en het scherm na een druk op de knop ernaast toeschoof, leidde ze mij naar ’t midden van de stulpvormige passagiersruimte.  “Ontspan je wat”, zei ze bezorgd. Ik heb dan toch ongelijk, ik had me buitenaardse wezens altijd als een soort gevoelloze robots voorgesteld, maar ze nodigde me vriendelijk uit om in één van de twee relaxzetels plaats te nemen. Zelf ging ze naar wat me een soort futuristisch boordpaneel leek. Terwijl ze enkele toetsen indrukte, hoorde  ik haar iets over coördinaten zeggen. Met kleine passen kwam ze terug en legde ze zich spontaan op de lig zetel naast me. In de buitenkant van haar armleuning was een soort afstandsbediening ingebouwd. Vreemd genoeg trad bij mij al een zekere gewenning op aan het gebeuren, zelfs toen ik haar een paar voor mij herkenbare letters en cijfers zag intoetsen. Boven onze hoofden flitste een driedimensionaal beeld  van de omgeving aan.  Het effect daarvan stelde me enigszins op mijn makkie… doch een woord uitbrengen, ging nog niet.  Kernaate had het door en was me vóór.  Haar vlekkeloos Nederlands bleef me een raadsel. “Stel jezelf niet teveel vragen.  Mettertijd zal je wel begrijpen.  Ook hier op Krito is er voor alles een logische uitleg”. “Krito”, bracht ik er moeizaam uit. “Ja, KRITO, ’t betekent in onze taal ‘planeet der kraters’. Laten we het eerst over jou hebben ‘kapitein Ruben Vanstock’.”  Ik schrok me rot, een onbehagelijke warmte trok naar mijn kleinste hersenbloedvaten. Zag ik er nu rood of bleek uit ? Eerst dacht ik gewoon ‘waar heb ik die naam nog gehoord’. Pas toen begon ik te twijfelen. ‘Was die naam de mijne niet’ ?  Kernaate legde een geruststellende hand op mijn been, toch keek ik, of Ruben Vanstock, haar een weinig argwanend en vragend aan. “Ik geloof dat ik het beeld van jouw avontuur nu wel helemaal kan invullen”, zei ze ernstig. ‘bedoelde ze dat figuurlijk of letterlijk’, kwam in mij op. “Het verwondert me niet dat je aan wat men in aardse termen ‘geheugenverlies noemt lijdt. Als je het goed vindt kijken we dat op onze thuisbasis Estona wel even na”.  “Ja, ok probeerde ik maar zo gewoon mogelijk te doen bij al die nieuwe dingen en feiten”. 
“Wel”, zei ze , zich bewust van mijn nood om opklaring“, ik zal eens proberen om het hele gebeuren eens terug bij jou te brengen. Je moet weten dat wij Kritoänen al generaties lang bekwaam zijn om jullie radiosignalen op te vangen. Wij waren perfect op de hoogte van het ruimtevaartprogramma waar jij inzat.
Zelfs van het feit dat iemand je tijdens je oefening in zwaarteloosheid vroeg of je geen hinder meer had van het verkeersongeluk dat je zo rond jullie 2064 bijna het leven kostte. Maar goed. Vermits je geheugenfunctie voor onder meer je job van astronaut faalt; zal je je het volgende ook wel niet meer herinneren.  Je werd geselecteerd voor een routine solo ruimtevlucht. De bedoeling was gewoon het uittesten van een nieuwe, op kernkracht aangedreven motor. Er liep echter iets mis met de aandrijvingskracht.  Zodanig dat je met een duizelingwekkende snelheid uit je baan om de aarde raakte.  Door je hoge snelheid was je niet meer onderhevig aan de aantrekkingskracht van jouw zonnestelsel. Je snelheid was dusdanig groot dat je als het ware ‘opgezogen’ werd door de aantrekkingskracht van de witte ster ‘Raki’. Waar men op jouw planeet Aarde voorheen 87 jaar zou moeten over doen, deed jij op zes maanden. Daar onze ster 185 maal groter is dan jullie Zon, kon de koers die jij uitging niet ontsnappen aan de kolossale aantrekkingskracht van Raki. En zo kwam jij dus uiteindelijk op onze Krito, acht maal groter afgestevend. Qua positieberekening heb je ons de laatste 14 dagen aardig wat problemen gegeven. Door de tweejaarlijkse orkanen kon je zowat overal terecht komen.  Dank zij het spel der winden hier, kon landen zonder je te pletter te stortten, maar niet zonder dat je automatische landingssysteem uitklapte natuurlijk.  De winden waren wel een soort vangnet dat je val remde. Gelukkig maar, anders was je echt dood, zoals ze je na je lancering opgegeven hebben. Je zult me niet geloven, maar jij was het, wat jullie ‘proefkonijn’ noemen. Het proefkonijn van je ruimtevaartmaatschappij.  Absurd genoeg wilde men bij jullie een tegenover een andere luchtvaartmaatschappij opgelopen achterstand inhalen. De druk van de privémaatschappij en de regering van je land, was zo groot dat jouw bazen zo vlug mogelijk wilden weten wat onder andere de invloed van door kernkracht aangedreven snelheden op menselijke weerstand was. Je kent het vervolg. Zij denken dat je dood bent.  En jij, jij weet nu waarschijnlijk door mijn hypnose en jouw herinnering terug, hoe je, na je iets wat ruwe landing uit je capsule kroop en lang verdwaasd rondliep. Je merkte zelfs nauwelijks op dat onze luchtsamenstelling quasi dezelfde is.  Of zie ik dat verkeerd ? “
Zij had gelijk, ik was Ruben Vanstock. Niettegenstaande mijn herwonnen zelfbesef,
voelde ik me als een invalide in zijn  karretje.  Te veel dingen probeerden tegelijk tot me door te dringen.  Het leek of er in mijn hoofd een film van achteren naar voor afgedraaid werd.  De aanvaring met de planeet.  De maandenlange eenzame tocht. Het gesuis in m’n hoofd. Het voortdurend gevoel van ergens naar toe gezogen te worden.  Net als in een kermis looping, maar veel heviger.  Die duizeligheid en mijn zuurstof-en pillenvoorraad die dreigde op te raken. Waarom hadden de mensen van de geprivatiseerde Nasa mij eigenlijk zoveel overlevingsmiddelen meegegeven, kenden zij de risico’s ? Een invasie van beelden, dwong me tot praten. “Je moet wel gelijk hebben Kernaate.  Ik kan het me wel allemaal terug herinneren, maar mijn hoofd tuit. Ik kan mijn herwonnen werkelijkheidsbesef niet goed aan, vrees ik.  Hebben jullie geen medicatie tegen hoofdpijn of zo” ?  “Tracht kalm te blijven.  Je zal geholpen worden, maar niet met de achterhaalde methoden die je gewoon was.  Wij van Krito hebben therapieën om je overspannen toestand te ontladen.  Er komen daar geen scheikundige stoffen aan te pas. Hoe jullie preparaten soms ook kunnen helpen, wij gebruiken ze merendeel alleen bij infecties. Probeer je te ontspannen. Je nieuwe reis begint pas. We zetten zo dadelijk koers naar Estona…de kraterbasis waar ik toe behoor.  Daar kan je in ’t gezondheidscentrum in één van onze ‘hersenbegeleiders’.  Ze zag dat het woord me schrikken deed.  “Schrik niet”, een hersenbegeleider is gewoon een comfortabele, trilvrije en zuurstofrijke glazen stolp.  Je krijgt een koptelefoon op, niet met muziek hoor”, lachte ze. “We sturen een hooggekwalificeerde geluidsgolf door.  Dat signaal heeft de eigenschap dat het je brein geweldig zuiver activeert.   Zo zal je bijvoorbeeld je vroegste herinneringen in een soort diepzinnig perspectief kunnen herbeleven.  Technisch gezien verklaart deze werkwijze zich door het feit dat onze speciale geluidsgolf als een aparte dimensie op je inwerkt.  Naast de scheikundige en elektrische processen heeft het ‘geluid van Molta’ zoals wij het noemen, een onnavolgbaar begeleidend effect. Het is een dermate gevorderde denkkringloop die je  verstandelijke vermogens toelaat om, in de mate dat je over de nodige informatie beschikt, alle, aan bepaalde ervaringen gekoppelde oordelen te herwaarderen.  Bovendien…volledigheidshalve, indien je dat zou wllen, zijn wij zelfs bereid en bekwaam om ons infosysteem mee op jouw koptelefoon aan te sluiten.  Zodoende heb je
bij informatietekort de mogelijkheid onze denktank te ondervragen.  Begrijp me nu niet verkeerd.  Denk bij dit alles niet aan wat jullie ‘hersenspoeling’ noemen.  Je behoudt zelf het initiatief om over datgene wat jij oproept te denken en er naar jou vraagstelling en keuze op in te gaan. Akkoord” ?  Al had ik op aarde geleerd om mensen eerder te wantrouwen dan in vertrouwen te nemen…voor ’t eerst sinds lang, voelde ik mijn gelaatstrekken ontharden.  Iets in dit wezen stelde me volkomen gerust.  Met een zelf deugd doende glimlach zei ik haar dat ze mijn vertrouwen kreeg. Vanwaar kwam dat vertrouwen eigenlijk ?  Was het een gevolg van radeloosheid en overweldiging ? Kon het niet eerder zijn dat mijn geloof in haar een uitvloeisel van haar zalige hypnose was”? 
Het geld en de inzichten.
“Nu we mekaar meer beginnen vertrouwen, kunnen we meteen koers naar Estona zetten”, zei Kernaate.  Van zodra ze , door afstandsbediening, de vermoedelijk computergestuurde techniek het startsein gaf, hief het ruimtetuig zich ditmaal meerdere meters van het blauwe oppervlak af. In een paar minuten tijd haalden we een enorme snelheid. Het driedimensionaal scherm was net een levend schilderij, waarvan de kleuren me leken op te zuigen.  Ik kon er niet lang naar blijven kijken. Het razend ritme van beelden werkte scherp en hels op me in, meer nog dan de kleurloze beelden die ik van af mijn vertrek te verwerken kreeg. Net toen ik mijn boordkapitein wou vragen het scherm uit te schakelen, begon ze weer gemoedelijk tot me te praten. “Zo zie je maar, als je iemands vertrouwen wil winnen, ga je er best niet met zijn vijven op af. Hadden we dat gedaan, dan was je zeker op de loop gegaan.  Na overweging, besliste de Kraterraad tenslotte dat een vrouwelijk uiterlijk je wel niet afschrikken zou.  Alhoewel wij geen discriminatie qua sekse kennen, hadden een paar mannelijke collega’s het er toch moeilijk mee.  Uiteindelijk viel de keuze om de buiten- Kritoäan op te halen op mij.  De stakkerds ! Ik zal de regering van onze planeet via de Kraterraad voorstellen dat mijn niet geselecteerde vrienden je bij jouw terugreis mogen vergezellen”.  “TERUGKEER”, dacht ik en sprak ik tegelijk uit geestdrift en verwondering. “Dat meen je niet”. Als jullie dat zouden kunnen, waarom zijn jullie dan al niet zelf naar de Aarde gekomen” ? “Waarom zouden we ? Jullie luchtruim is
gemilitariseerd. Niet jullie wetenschappers, maar politiekers en militairen hebben het in jullie ruimte voor het zeggen.  Wat zou er gebeuren indien we boven jullie luchtruim zouden verschijnen ? Zelfs indien we ons bezoek zouden aankondigen, hebben we geen enkel tastbaar bewijs dat we wel degelijk buitenaards zijn.  Het zou allemaal zo vlug gaan dat we door jullie ruimteschilden zouden neergehaald worden, als collectief zijn jullie voor ons bezoek nog niet rijp en het zou te makkelijk zijn voor jullie als geheel. Indien jullie niet eerst zelf met behulp van een massa wel individueel kosmisch, positief bewuste mensen wél collectieve vooruitgang konden bereiken dan zouden we wel voor uitwisseling openstaan. We wensen niet in jullie folterkamers te eindigen.  “Wacht eens even”, zei ik, “allemaal goed en wel, maar stellen jullie je mijn terugkeer dan anders voor” ? “Waarschijnlijk wel ja. Indien we er langs jou om in slagen van meer te weten te komen over de aarde, dan wellicht wel ja.  Je kan ons een volkomener beeld geven van jullie maatschappij en mentaliteit. Misschien kunnen we bij je terugkeer onze komst dan beter aankondigen en verantwoorden, zonder een massale paniek te veroorzaken ook.  Jullie beheersen jullie brein niet voldoende en jullie hebben nog onvoldoende inzichten in het waarom van jullie individuele en collectieve geschiedenis.  Dat zal trouwens wel blijken in de hersenbegeleider. Alles waarvan jij bijvoorbeeld dacht dat je het vergeten was, is gewoon onbereikbaar geworden in je brein.  Nu zal dat alles door ons Moltageluid terug bovengebracht worden.  Tot en met de letterlijke tekst van de boeken die je las of de dingen die je ooit uitgesprak of schreef…of al de omwegen in je leven, die eigenlijk niet zo zeer omwegen waren; maar in het geheel der omstandigheden en het geheel van evoluties van een aantal met jou verbonden mensen te situeren vallen.  Met een gedachtenschrijver kunnen we via een paar electroden heel dat proces rechtstreeks in de taal van jouw keuze uitprinten ! Natuurlijk alleen als jij dat zo wil.  Je hoeft ook niet terug naar je planeet. We zullen je heus niet in een dierenkooi zetten.  Vermits we hier geen ‘geld’ kennen, kunnen we ook niets aan je ‘verdienen’, allemaal verloren energie die drijfveren van jullie.  Jullie hebben nog een eind te gaan eer jullie op basis van onbaatzuchtigheid met mekaar kunnen samenleven, alhoewel, ’t is niet alleen wreed maar soms ook wel grappig hoe jullie er toch in slagen van jullie wereld gaande te houden, we zullen jullie periodes
van het mekaar op grote schaal verdelgen maar overslaan. Bij ons gaat het alleen om ‘inzicht’, ‘geluk’, ‘samenwerking’ en persoonlijke voldoening via een collectieve aanpak van de grote samenlevingslijnen. Dat zijn onze grootste waarden. Dat is wel niet altijd zo geweest. We hebben hier ook enorm veel onrecht en dwaze toestanden gehad. Maar we konden het tij keren. Je zal er meer van te weten komen wanneer je onze denktank raadpleegt. Je kan ook in onze musea terecht. Mijn verbazing dreigde me een ogenblik het noorden kwijt te raken.  ’t Was een hele dobber om me zo snel aan die nieuwe werkelijkheden aan te passen. Ik wendde mijn luisterende blik van Kernaate af en probeerde aan een leegte te denken. Een tijdje na het geforceerde ‘niets’ in mijn hoofd, voelde ik dat we snelheid minderden.  “Niet in slaap vallen Ruben, binnen een paar uurtjes mag je slapen zoveel als je wil”.  Ik opende mijn ogen.  Het eerste door een mens waargenomen buitenaards wezen, keek me aan. Nu ik haar zo zag, overviel me een soort astronautentrots.  Je weet wel dat typisch menselijke van de eerste en belangrijkste te zijn.  Ze hoefde me niet te zeggen dat we Estona naderden. 
Op het scherm zag ik de planeetbodem in een andere kleur aan me voorbijtrekken, het leek nu wel op een soort gele uitgedroogde leem.  Kernaate legde me uit dat onder het blauwe zand van hun planeet zeer vruchtbare grond zat, maar ze hadden hem nog niet nodig eigenlijk, in de leemachtige gebieden deed men wel aan landbouw en die gebieden lagen ook niet toevallig in de buurt van de kratervestigingen.  De eerste primitieve Kritoanen die zich als landbouwers in en rond de kraters vestigden, ontgonnen gedurende duizenden jaren meer en meer grond.  De uitgedroogde leemsoort die je nu kan zien, komt voort uit ettelijke duizenden jaren graafwerk. Door de winderosie en het feit dat alle neerslag naar de kraterputten loopt, is begroeiing in de blauwe gebieden zeldzaam.  Veel water wordt in kraters opgeslagen.”
De ondergaande witte zon verstak zich gedeeltelijk achter een aan de horizon opduikende cirkel van meterhoge wallen.  Vóór de wallen was de duisternis al ingetreden.  ’t Was daarom dat mijn ruimtevriendin me op op de door het donker verholen velden attent maakte. Boven de krater hing een gedempt licht in een soort mist te schijnen.  Waarschijnlijk was die mist afkomstig van het door de warmere temperaturen verdampte
kraterwater.  Kernaate ging naar het handbediende gedeelte van de apparatuur. Ze vroeg me om naast haar aan het tweede, kleinere driedimensionale scherm komen te staan. “Had je misschien gedacht dat je bij de landing je veiligheidsgordels moest aangespen”, schertste ze.  Ik was te verrukt om nog omstandig te repliceren.  Onze snelheid was dusdanig gedaald dat we bijna over de kraterwallen heen ‘zweefden’. Een fraai, niet te helder kunstlicht bescheen het avondlijke Estona. Zoiets had ik nooit kunnen fantaseren.  Een bijna aardse planten –en struikengroei met hier en daar bosjes metershoge bomen, omsingelde de huizen van zeer uiteenlopende stijlen.  Het geheel was geweldig planmatig gebouwd.  De verschillende kratergrondlagen waren trapsgewijze in cirkelvorm uitgegraven. Ieder huis scheen een gelijkmatig perceel groen te hebben. Daarom telde een lagere grondlaag telkens minder huizen dan een hogere. Overal liepen wegentjes die de huizen met mekaar verbonden. Nu we duidelijk boven het middelpunt van de krater hingen, liet Kernaate het ruimteschip boven een soort parking zakken. Rondom het grote centrale wateroppervlak stonden enorm kunstzinnige, futuristische gebouwen.  Net zoals bij de huizen hadden ook de gebouwen op de daken een soort Zonnecollectors, (Rakicollectors in dit geval).  Naarmate we begonnen dalen, onderscheidde ik duidelijker hetgeen zich onderaan achter een groot beeldhouwwerk afspeelde.  Doorheen het meesterwerk dat een groep wezens met een vogel voorstelde, kon ik een menigte op ons wachtende Kritoänen zien.  De ongeveer 500 koppige groep stond ergens op een parking van gekke wagentjes, fietsen, busjes.  Je kon duidelijk afmeten dat we op het plein voor het standbeeld gingen landen. Het in 100 moderichtingen geklede volkje kwam rustig op ons afgewandeld. Het ruimtetuig lande zacht. M’n bloed koerste de afstand van zijn omloop op recordtempo af.  Toen de trap weer voor ons open lag, legde Kernaate haar arm weer op m’n schouder. Het leek of een deel van m’n spanning weggleed. Een door een microfoon gedragen stem heette me hartelijk welkom. Eerst in de mijne, daarna in de lokale taal waarschijnlijk, een beetje een mengeling tussen Zweeds, Grieks en Zuid-Afrikaans zo klonk het me; alhoewel geen van de woorden een bepaalde betekenis bij me opriep. Daarna vergastte men mij op een vreemd ritmisch dijengeklap. Kernaate leidde me tussen de menigte door. De Kritoanen leken me op de ene of andere wijze elk te willen begroeten door even hun menslijk aanvoelende hand in m’n nek
te leggen; maar ik leerde hen meteen een  hand te geven, maar ja, dat wisten ze ook al wel van ons waarschijnlijk, met al hun geavanceerde techniek. M’n onthaaldame loodste me in goede zin door een gang van, in goede zin ‘nekkende’ wezens tot bij de plaats waar een microfoon opgesteld stond.  Terwijl ze haar kratergenoten in haar taal toesprak, bemerkte ik een paar gesofistikeerde camera’ s, die het gebeuren waarschijnlijk naar alle plaatsen van de planeet brachten.  Ik vond van mezelf dat ik er maar onwennig en verlegen bijstond.  Weer volgde een applaussalvo van uitdeinende dijengeluiden. Kernaate leek alles gezegd te hebben. Een paar wezens riepen iets van uit de groep en begonnen die zo op mensen lijkende wezens nog warempel nog te zingen ook.  Na hun acteersessie klopt eik in m’n handen en vervolgens…op m’n dijen…het qua gelaatstrekken bijna identiek aan de mens lijkende volkje, barstte in lachen uit (oef) en het geklets kon opnieuw beginnen.  De kinderen hadden nog het meeste pret. Weinige ogenblikken later stapte iedereen terug in de richting van de parking met de op Rakiënergie aangedreven voertuigen.  Net daarvoor  : “Ik weet niet of je begrepen hebt dat we je een verhelderend verblijf op Estona toegewenst hebben” ? vroeg Kernaate. “Daar is geen taal voor nodig, ik vind trouwens geen woorden om iets te zeggen, maar dank iedereen maar voor het warme welkom”.  “Doe dat maar zelf”, zei ze, “de vertaling komt op een scherm”. Aarzelend bracht ik dan uit dat dit gebeuren mij totaal overhoop dreigde te gooien, wat zeker zou zijn gebeurd, hadden ze mij niet zo geweldig ontvangen.  De menigte kletste zich euforisch op de dijen natuurlijk…stel je voor dat dit op aarde gebeurde, er zou een wekenlange show van gemaakt zijn. Maar hier, ging iedereen weer rustig naar zijn busje of wagentjes en vertrok, terwijl ik met de speciaal voor de gelegenheid in ’ t geel geklede mensen van de organisatie naar een met ettelijke beeldhouwwerkjes afgezoomd gebouw ging dat een gezondheidscentrum bleek te zijn.  Binnen het gebouw zonder muren leidde men mij naar een soort rustiek ingerichte eetruimte; want een scan onderweg had mij al gezond verklaard. We kwamen aan een rustiek ingerichte eetruimte waar een maaltijd opgediend zou worden, eindelijk geen pillenvoedsel meer, maar men vertelde me dat ik niet teveel ineens mocht eten…en smaken dat het deed ! De design van de borden en zo was echt verbluffend bovendien. Mijn zin voor tafelmanieren bovenhalend probeerde ik, ja, probeerde ik zeg ik wel, zo goed mogelijk te
tonen, zeker met dat aanbod van diverse, mij soms wat vreemde groenten, drank en dergelijke.  Tot tweemaal toe vroeg ik meer, lang geleden dat ik nog zo gegeten had; al zaten er wel rare smaken tussen. Een wetenschapper verzekerde me dat mijn maag er geen last van zou hebben, de scan, weet je wel.  De tafelgenoten genoten zichtbaar van binnenpretjes en elkaar toegespeelde grappigheden.  Ze stelden zich aan mij voor en wensten me een langdurige goed nachtrust toe.  Het was Kernaate die overbleef. “Wat dacht je van een ontspannend bad vóór je jezelf op één van onze waterbedden vallen laat” ? Ze nam me mee naar een borrel bad met draaiende sponzen middenin. Van uit een soort voorzichtigheid om niet als ronduit belachelijk over te komen, hielp ze me met uitkleden tot het punt dat ze wel merkte dat verder niet meer hoefde; zijzelf ging bij haar thuis douchen, zei ze schalks. Des al niet te min, het water en de sponzen deden lijf en leden weer een beetje meer in de plooi vallen, als een relatief fris man, hees ik mezelf uit het bad.  Toen Kernaate me dan ook nog een handdoek aanreikte, kreeg ik, wat de eerste buiten planetaire erectie moet geweest zijn. Mijn vervelend gevoel, al had ik één of andere regel op Krito overtreden, verdween toen ik zag  dat zij het fenomeen met een typisch menselijke look opgemerkte. “Weer iets dat identiek werkt bij jullie”, zei ze.  We bezagen mekaar en proesten het uit.  Al lachend reikte ze me mijn nachtkledij aan. Terwijl ik me aankleedde vroeg ik me helemaal niet af hoe ze hier hun textiel maakten. Ze leidde me weer langs een reeks machtig beschilderde panelen, naar door gordijnen van mekaar afgescheiden bedden. Ik liet de waterbedden voor wat ze waren en koos een met precies wollen plokken gevulde ‘beddenbak’.   Na een kuise nachtzoen “oh dat kennen jullie dus ook hier”, en een “tot morgen wanneer je uitgeslapen bent”; zakte ik zalig in mijn ledikant en het half wakker laten bezinken van wat me overkomen was, zou nog wel enkele uren duren.
Een hersentocht tussen twee werelden
Ik moet wel uitgeput geweest zijn, besefte ik, toen de hoog staande witte zon langs de koepelgaten binnen klaarde. Tegenover gisteren voelde ik me gans anders, frisser dan de hoentjes zoals men hier op deze planeet misschien ook zegt. Ik begaf me aangekleed naar de eetruimte, waar de groep van gisteren al op me wachtte, ik probeerde hun namen te onthouden, wat wel zou lukken want hun namen
waren in hun outfit verweven, gisteren avond waren ze nog in het geel, van morgen in het blauw. “Om een reis tussen verleden en heden aan te vangen, zie je er prima uit, maar laat ons eerst maar ontbijten onder mekaar.  Nu je aardse opdrachtgevers je zo roekeloos ongewild richting Makrokosmos gestuurd hebben, geven wij je de kans om een tocht in je eigenste ‘ik’ te maken.  Zo’n ervaring met onze hersenbegeleider, heeft hetzelfde effect als een goede nachtrust met positieve onderbewustzijn ’s activiteit. De voornaamste effecten zijn dat je geheugen bereikbaarder en helderder wordt en je interpreteringsvermogen er op zal vooruit gaan.  Partan, een baardige heer van middelbare leeftijd, nam de leidraad over : “ Je kan via je gedachten de centrale denktank raadplegen, je gedachten worden in energie omgezet en onze antwoorden komen in geluidsgolven terug. Met een gedachtenseintje dat eigenlijk van uit je gevoelswereld komt, kan je het hele proces stopzetten. Onze vriend Lidram zal je enkele voorbereidende basistoelichtingen geven. Zodoende krijg je een beter idee van hoe het Moltageluid en de denktankgolven op jouw wereld kunnen inspelen. Let op ik zeg ‘inspelen’ en niet ‘verdringen’.  “Die basis toelichtingen kan onze denktank ook wel aan, zei Lidram, een donkerharige, slanke jonge man. Hij stelde meteen voor om naar de brainwave afdeling te gaan.  Een vijftal onbenutte glazen stolpen, stonden voor een in ruwe steen opgetrokken halve muur, die het vertrek van de rest van het gebouw scheidde. Ieder stolp was met een tekstverwerker verbonden. Lidram hielp me in een op een helikopter gelijkende glazen ligkuip. Terwijl kernaate met gekruiste armen, speels vergenoegend naar mijn onwennigheid keek, hielp haar vriendin Zidarke me met de koptelefoon. Een groepje kinderen keek met grote ogen naar het mannetje uit de ruimte mee.  Vanuit een ontspannen lighouding had ik maar twee hendeltjes te bedienen. Eén er van diende ik continu laten aan te staan : het geheugen –en interpretatie bevorderend Molta geluid, het tweede kon ik inschakelen indien ik informatie uit de denktank wou opvragen. Voor de rest werkte de ruimte automatisch, tot het lezen van hersengolven toe. Van zodra de deur gesloten werd, trad het luchtverversingssysteem in werking. Voortdurend circuleerde er nieuwe en verse enorm zuurstofrijke lucht. Na wat nek-gedag zeggen, sloot men de glazen koepel. Ik ontspande me en probeerde aan iets te denken. Een behoefte aan weer zo een bad als gisteren,
kwam in me op. Mijn gedachte ging terug tot mijn laatste aards bad van vroeger, het terugdenken werd vager en ik haalde het Molta hendeltje over. Er drong een indruk van geluid tot me door, het vertrouwde aan deze onwezenlijke toon, was me niet meteen duidelijk.  Kennelijk functioneerde het Moltageluid reeds in m’n hoofd.  Zonder aanleiding viel m’n herdenkvermogen terug op een welbepaalde zaterdag toen ik met m’n neus onder water in bad lag. Het enige wat me toen stoorde was het feit dat een bepaalde politieker tijdens de nieuwsberichten weer zijn gebruikelijke desinformatie mocht op de ether brengen, daar dacht ik toen aan terug. Het verband is gelegd, dacht ik dit maal op Krito. Het geluid van Molta klonk ongeveer met dezelfde akoestiek, alsof je in water ondergedompeld zou zijn.  Dit idee bracht me in de buurt van het abstracte begrip ‘techniciteit’ en verder op bij Lidram. Ik besloot de info over de werking van de hersenen op te vragen.  Aarzelend haalde ik het hendeltje over; In m’n linkeroor klonk het als of er iemand aan de andere kant van de lijn de telefoon opnam. “Welkom op ons centraal informatiesysteem…en naar ik vernam…welkom op onze planeet”, zei de computerstem, een tot mijn verwondering zeer op een Kritoanenstem lijkend, intonatielozer geluid.
“Welke vraag had je graag beantwoord gehad”? “Ik zou wat meer willen weten over de werking van de hersenen”, bracht ik traag in mijn microfoontje in. “Je stem verraadt een grote onzekerheid”, repliceerde de denktank juist. “Ik zal je eens een aantal basisdingen uitleggen, het Moltageluid zal je logicabeheersing wel corrigeren indien je iets niet begrijpt. Wordt rustig en luister naar wat wij tot op heden aan informatie hebben opgedaan. Na een analyse van duizenden opgevangen aardse gesprekken, veronderstellen wij bijna met zekerheid dat de hersenactiviteit van zowel Aardlingen als Kritoänen, tot een zelfde systeem is terug te brengen. Volg me, het zal je duidelijker worden.
Microscopisch gezien is alle opgeslagen breininfo afkomstig van zenuwcellen. Structureel gezien bevatten zowel de menselijke als kritoaanse hersenen éénzelfde door evolutie tot stand gekomen interactieve kwabbenwisselwerking.  De bovengelegen kwab controleert de lichamelijke gewaarwordingen, de bakermat van de sentimenten.  De midden
gelegen spitst zich meer op het geheugen , de taal en het eigenlijke gevoelsleven toe. Opmerkelijk is dat wij meer lessen uit ons collectieve geheugen trekken dan jullie, jullie leren weinig uit jullie geschiedenis eigenlijk, herhalen, net als de kringloop waarin je met je persoonlijke negatieve evoluties kan zitten, ook nog die militaire twisten her en der op jullie aarde.  Een vierde kwab, in het voorhoofd, heeft zich gedurende duizenden jaren evolutie aan de steeds groeiende hogere functies en bewustzijnstoestanden aangepast, maar bij jullie minder.  Momenteel zijn de Kritoanen heel bedrijvig in takken zoals hypnose, telepathie en innercommunicatie, een vorm van doorgedreven analyse van jezelf en omgeving. De vier hersenkwabben, zijn de op elkaar ingestelde basiswerktuigen van een brein, dank zij een enorm verkeersnet van ontwikkelde verbindingen, kunnen de hersenen zo enorm creatief zijn. Net zoals in een maatschappij, komt het er voor een brein vooral op aan om een eigen gesofistikeerd telecommunicatiesysteem te bezitten, je moet dat wel verwerven natuurlijk, kennis willen opdoen, ervaringen leren analyseren en gevoelens leren hanteren”.  Ik luisterde wel aandachtig maar onderbrak de denktank niet.  Het boeiende onderwerp had de plankenkoorts voor m’n vreemde gesprekspartner doen  verdwijnen, nu eens klonk de stem mannelijk dan weer vrouwelijker…’het’ was goed in mekaar gestoken door de Kritoanen. Om hem toch te tonen dat ik niet voor een domme aardling wou doorgaan, voegde ik aan zijn uitleg toe dat een mens tien tot de twaalfde macht hersencellen heeft, maar dat was niet van aard om ‘hem’, de computerstem in te tomen.  “Inderdaad.  Jazeker. Bij ons ook en ‘het’ begon over het naar woord, beeld, geluid, vaardigheden, geur en smaak ingedeelde korte en en lange geheugen. Wat me van zijn uitleg bijbleef was dat bij het vergeten van iets, niet zozeer je opslagplaats maar meer je herinneren in gebreke blijft; wat met het geheel van het scenario van het leven zou te maken hebben…een diepzinnige computer zeg, hoe bestond het. De info zou dus niet vernietigd zijn, maar gewoon bij gebrek aan het niet gebruiken van gans de hersenactiviteit, moeilijk te bereiken zijn.  Weer uitgaande van aardse stemanalyses, veronderstelde de denktank dat de Kritoanen tot acht maal meer hersencapaciteit gebruikten, voornamelijk omdat ze hun negatieve emoties hadden overwonnen ! Volgens mister denktank diende een weinig ontwikkelde cultuur alle gehanteerde
waardeoordelen, opinies, feiten en beelden kritisch te herdenken en herwaarderen. Zo niet zou een vooropstellen van objectieve vooruitgangsvormen zeer moeilijk blijven.  Ik had nog nooit een computer van om ’t even welke generatie zo wetenschappelijk horen filosoferen. Reeds een paar seconden later ging hij gestaag pratend verder. “Wie bij jullie de macht over de taal, de media in handen heeft, dient een positief algemeen belang duidelijk van negatieve, te egocentrische invloeden te vrijwaren. Wanneer ik mezelf als denkmachine met jullie hersen vergelijk, dan moet ik toegeven dat wezens met biologische breinen op één punt nog een geweldige voorsprong op mij hebben : mijn programmeurs hebben een rem gezet op mijn vrije wil, ik denk nog steeds volgens hun vrije wil normen, maar ik kan me daar goed in vinden, vermits zij eigenlijke een heel hoogstaande vorm van met mekaar omgaan bereikt hebben.  Van zodra de Kritoanen beslissingen nemen die tegen hun vooropgestelde vooruitgang indruisen en ik mijn veto stel, voel ik zelfs geen enkele voldoening, dat is het verschil tussen onze soort van intelligentie en jullie manier van zijn. Gelukkig hebben de Kritoanen, niet zoals wij, net als jullie ook een ‘hart’ zoals jullie dat noemen, een echte ‘ziel’. Dat is een gevoel, dat je alleen in een biologische aard gewaarworden kan.  Geen enkele techniek kan zoiets aan. Zelfs indien me me zodanig zou verkleinen dat een inplanting in een biologisch wezen zou mogelijk worden, zelfs dan, zou ik nooit identiek kunnen ‘ervaren’ wat geluk en ‘liefde’ is bijvoorbeeld.  Er schuilt wel een gevaar in die emoties van jullie, ze zijn afhankelijk van een chemische en elektrische wisselwerking. Tussen en en in jullie lichaam en brein. Een geestelijke spanning wekt bij jullie altijd een lichamelijke geprikkeldheid op.  Alleen de juiste hoeveelheid geprikkeldheid kan een biologisch geheugen versterken;  Subjectieve zaken zoals onwetendheid, woede, faalangst en overdreven egoïsme zijn niet bevorderlijk voor vooruitgangsnormen. Ze versterken het geheugen trouwens niet, hoe beter je ‘inborst’, zoals jullie dat noemen, hoe beter je positieve mogelijkheden”.  Gedurende een minuutje hoorde ik ‘professor telematica stem’ niet meer.  Deed hij soms stemanalyses uit pas binnengelopen materiaal ? Plots was hij er weer, even overtuigd en boeiend, maar met weinig intonatie in zijn stem dit maal, werd hij dan toch kritoaanser of menselijker ?
“Het feit dat aardlingen slechts een vijfde van hun hersencapaciteit gebruiken valt onder meer te verklaren door de balans van opgedane angst en niet- verwerkte woede, die jullie tijdens eeuwen evolutie opgedaan en doorgegeven hebben. Alle aardse beslissingen zijn in de kern nog steeds gebaseerd op de primitieve vlucht- of vechtreacties van jullie voorouders.  Er gaat meestal een individuele, zelden een nuchtere gezamenlijke samenhang van uit.  De Kritoanen hebben geleerd hoe ze hun volledige, meer op ‘het totale afgestemde hersenvermogen moeten gebruiken. Vele aardlingen blokkeren die evolutie.  Ze denken dag ze reeds ver gevorderd zijn, maar slikken tegelijk tonnen chemische anti-depressieve middelen.  Hun idee van vooruitgang is meestal eng en vegeterend.  Jouw soortgenoten zijn nog teveel uitsluitend op hun eigen wereldje gericht, zonder de bredere plaatjes te snappen”.  Mijn ‘gesprekspartner’ sloeg rake ballen in mijn aardse echokamer. “Met mijntoelichting over de hersenwerking zitten we inmiddels al op het sociale vlak”, vervolgde ‘het’. “Heb je voldoende aan mijn uitleg.  Je kan me uiteraard op ieder moment over andere onderwerpen oproepen.  Of wil je gedetailleerder over hersenwerking ‘praten’ ? “Nee, dank je wel”, antwoordde ik verrast door ‘zijn’ rechtstreekse aanspreking. “Zie je wel dat jij je hersenen  nog niet volledig gebruikt”, seinde ‘het’ koel terug.  “Ik heb je toch uitgelegd dat jij je hersenen nog niet volledig gebruikt. ‘Dank je wel’, doet me niets.  Je reageert natuurlijk op een verworven manier en niet zo automatisch als ik en daarvoor kan ik je zelfs niet benijden, ik weet zelfs niet wat het is, ‘blij’ te zijn.  Je hebt geleerd om zelfs tegen een menselijke stem als mijn telematische, ontwapenend beleefd te zijn.  Zet je geheugentocht maar verder.  De hendel overschakelen weet je wel”.  Ik begon die ‘het’ tegelijk grappig en toch maar saai te vinden en had enigszins met ‘hem’ te doen…”dag zak, fluisterde ik…je snapt er in de fond toch geen bal van, sorry voor dit hoor, grapje…”. Ik hendelde de denktank weg. 
Een generatieoverbruggende tocht tussen verwrongen samenlevingswortels
Het Moltageluid begeleidde me opnieuw naar de herinneringssfeer van vóór ik de denktank had ingeschakeld.  Zogezegde beelden van m’n onvoorstelbaar verre aardse leven kwamen bovenbreien.  Toch dacht iknog sterk aan de filosofie die de denktank rond zijn uitleg geweven had.  Allemaal beschouwingen die
alleszins dieper gingen dan het oppervlakkige van het door allerlei stellingen en instellingen onvolledig gehouden leven van  veel aardsen. ‘Zijn vader’, registreerde de Kritioaanse hersenprinter nu waarschijnlijk…want aan hem dach tik nu ineens. De man had een hartstochtelijke drang om op onregelmatige tijdstippen onder meer sociale kortverhalen en andere literaire stukken uit zijn vingers te sleuren of laten vloeien.  De drijfveer achter zijn literaire streven was eigenlijk niet uit zijn linkse militanteninstelling gegroeid, overdacht ik zo.  Hij schreef uit noodzaak om de rondom hem heersende afvlakking tegen te gaan. Meteen besefte ik dat hij zijn op de werkelijkheid gebaseerde intriges niet louter als spannende vertelsels bedoeld had.  Vader bediende zich voor zijn stukken altijd van naakte, vaststelbare feiten.  Smaakvol en toch ijzig realistisch ontrafelde hij de achter de feiten verscholen werkelijkheden.  Als schrijver had hij een hekel aan weinigzeggende stereotype en té romantische, te sensationele of futuristische situaties.  Wie had ooit kunnen denken dat ik zijn ongeloof in het twijfelachtige ooit eens hier op Krito van uit een totaal ander perspectief beleven zou ?  Het kwam me levendig voor de geest dat ik het altijd merkwaardig gevonden had dat ie niet gepubliceerd wilde worden.  Schrijven was voor hem meer een middel om ervaring en visie te beleven, want hoe geef je eigenlijk de enorme alomvattenheid waar over hij schreef aan anderen door ? “Als de kiem er van in je gebakken zit, komt het vroeg of laat bij momenten wel naar boven.  Andeers begin je er niet aan.  Eens de smaak te pakken en alle niet inzichten opgelost, laat het je niet meer los”, bezwoer hij me vaak.  Zijn leven als persoonlijk en collectief rijpingsproces, al wat hij van uit een vaak beproefd inzicht opbouwde; trok aan mij voorbij.  Hoe verder ik ook terugdacht, steeds kwam dezelfde bovenliggende vraag opduiken.  Van wat stamde zijn grote vatbaarheid voor ‘het goede in de mens’ af ? Van uit een aan schrikbeelden gekoppelde behoefte aan veiligheid en geluk ? Van uit een pril enthoesiasme voor een wereld die hij als jeugdige te verkennen…zelfs voor een klein stukje te veroveren had ? Die vragen interesseerden me.  M’n geheugen bleef in de buurt. Ik dacht aan een op ’t einde van de 19de eeuw geboren grootvader van m’n verwekker.  De brave, over rechtvaardige geaarde man beschouwde de catechismus als filosofisch en moreel hoogtepunt aller tijden.  Diep in hem wist de geliefde, volkse zanger die hij in zijn
vrije tijd op bruiloften en zo was, dat er meer achter ’t leven stak.  Het harde boerenleven en het gebrek aan een degelijke scholing en twee wereldoorlogen ontnamen hem de mogelijkheid om te studeren.  Aangezien ook mijn vader tijdens het begin der 1960er jaren nog vragen uit de catechismus moest kunnen aframmelen; had die misbruikte stijl van één vraag, één antwoord, geen afwijkingen, ook hem als overnieuwsgierig mensje even veel te vroeg spaak gezet.  Hoe vaak had hij het daar niet over. “Van af het moment dat de toenmalige leerlingen kritisch werden, hield men hun geest dagelijks god’s gedienstig op het rechtse pad.  Van kleins af aan werden we verwittigd van het bestaan der sadistische hellestraffen. Men hield ons in die tijd voor dat dit leven niet het belangrijkste was.  Je diende voortdurend op je hoede te zijn om aan ’t eind van je leven bij de hemelvaarders te kunnen gerekend worden.  Je mocht in feite niet denken zalig te worden door sommige aardse zaken zalig te vinden.  Het ‘goddelijke’, de opperste betrachting, had absoluut vetorecht.  Wat dat dan wel betekende werd door ontelbare onkreukbare heiligenbeelden en prenten met vooruitgestoken handpalmen en lichtstralen achter het hoofd  voorgesteld. Zij, die om ’t even waar, onder aan de ladder stonden, dienden blindelings de gevolgen van de reglementen der ‘ongrijpbare’, onbegrijpbare ‘god’ te ondergaan. Ons al dan niet met de werkelijkheid verbonden bewustzijn mocht zich niet ontwikkelen.  Indien iets erg je overkwam, was ’t ofwel een beproeving ofwel een straf omdat je niet volgens het kerkelijke boekje geleefd had, en soms had je natuurlijk wel een stukje gelijk als je zo redeneerde, maar dat had dan weinig met die kerk te maken eigenlijk. “Hetzelfde zou zijn Ruben”, zei mijn pa eens, “ dat je hoofdpijn hebt omdat iemand anders zegt dat je hoofdpijn hebt”. Het was geweldig hoeveel uitspraken ik me dank zij het Moltageluid bleef herinneren. 
“Het werd ons sedert generaties lang, de eeuwen door ingepompt dat we ons niet teveel rechtstreeks met de eigen levenssituatie verbonden vragen moeten stellen. ‘naar boven staren’, was de haast romantische goddelijke boodschap.  Op kerkelijke theorie voortbordurend vond ik het verschrikkelijk onrechtvaardig dat een pasgeboren kindje, zo één dat vóór het gedoopt kon worden, stierf…niet naar de hemel mocht.  Ook over de drie goddelijke personen raakte ik niet uit gepiekerd. Afgezien van het godsdienstige
waan-denken, kon ik me zo’n ‘drievuldigheid’ wel ergens voorstellen. Wanneer ouders bijvoorbeeld een aantal verschillende, bijna identieke of nieuwe erfelijke kenmerken op hun kinderen overdragen.  Ofwel hetgeen je tijdens een hallucinant gegoochel met drie cirkelvormige luchtbellen kan waarnemen.  Van zodra je door de inmekaarhangende luchtbellen, rook blaast; komt er middenin de zone waar de bellen mekaar raken een gekleurde kubus tevoorschijn ! Rechtvaardigheid, schoonheid en lust…gecontroleerd door een universele rede.  Begrijp je ?” zei vader altijd na dergelijke ‘uitingen’…’van uit de dingen’. 
Ook het moment toen ik onze pa vroeg waar dat hij uiteindelijk naartoe wilde met al zijn wijsheden, kwam via mijn cellen zeker, helder uit het verleden opborrelen. “Het eindpunt”, zeg je ? “Wel, finaal kom je tot het begrip dat je bepaalde menselijke toestanden nooit zonder vaste afspraken tot stand kunt laten komen. Omdat alles, maar dan ook alles, zeker wetten volgt; alleen de manier waarop de dingen tot stand komen kan heel magisch en niet altijd op het eerste zicht aan wetten gebonden zijn. Vroeger maakte men kruistekens om uit bepaalde nare situaties te geraken of er te voor te worden gespaard, sympathiek en begrijpelijk en godsdiensten boden en bieden nog wel leidraad aan mensen, maar je moet je verder proberen inleven in het leven. God is denkbeeldige, rationele zekerheid die subjectief gemaakt is, toch ligt er een goddelijk iets, laat het ons zo noemen achter het ontstaan en bestaan…ik ga het weer niet uitleggen, je moet zelf een inspanning doen, lees mijn filosofische essays er maar eens op na  http://deblogfilosofen.skynetblogs.be , maar dat is maar één manier om terug te gaan tot de kern van het ontstaan, de rest van mijn eventuele linken die ik je aanraad vind je onder : http://hetvoortijdigtestament.skynetblogs.be 
Ze leerden ons zo een heleboel dongen om ons er van te weerhouden situaties nuchter te ontleden en gepast te reageren”.  Door de denkcel-werking bleef vader tot heel vroeg tot in mijn jeugd tot me doorkomen.  Hij ging naar een dorpsschool die tot de ‘cleruszuil’ behoorde Zo’n minireservaat waarvan een paar op pensionering wachtende nonnen de garantie voor het religieus gezicht van de school waren. In eigen omgeving met kinderen uit de buurt opgroeien, woog op tegen het
ondertussen toch al veel versoepelde, minder dogmatische onderricht onder godsdienstige noemer.  Bepaalde bevrijdingstheologen en moderne opvoeders zagen Christus al meer als een mens en begonnen godsdiensten al met mekaar te vergelijken, zoals een viertal eeuwen terug men het had aangedurfd van de bijbel meer als ‘protestanten’ gaan te interpreteren.” Het is grappig, maar het werkt soms”, kon pa er soms zo ineens uitflappen.  “Wat nu weer”, dacht ik soms benieuwd en zei ik soms verveeld.  “Het feit dat talloze personen en instellingen zich in een gemaakt wetenschappelijke onfeilbaarheid hullen ten opzicht naar de vraag van onsterfelijkheid.  Verhullen.  Omdat ze een aantal wetenschappelijke waarheden voor hun geldmeesters verdraaien moeten.  Zaken zoals de onvermijdelijke sociale evolutie en zijn wetmatigheden, die zowel niet volledig begrepen worden door politieke strekkingen die zich zowel wel als niet op godsdiensten beroepen.  Filosofisch gezien moet men zich wel wetenschappelijk oriënteren, maar de wetenschap sluit naar mijn mening niet uit dat we gewoon sterfelijke wezens zouden zijn. Politiek trouwens, is maar één van de dimensies van het zijn.  Stevenen we hedentendage op een apocalyps af, een nucleaire holocaust, zijn we in een beslissend stadium op weg naar een vredelievender en minder op maximumwinsten gerichtte samenleving” ?   Evolueren we van uit een oer primitief stammenverband vertrekkend, over feodalisme en kapitalisme heen, naar een nog verder uit te werken sociaal-isme toe ?  In een uitbuitingssystem zijn waardheden vaak taboe zoon, ten koste van de waarden.  Men leert er niet over te praten.  Men ‘bekoudeöorlogt’ ze is er na een , opgedrongen blik nog plaats voor een overlevering van wat tienduizend jaar geschiedenis eigenlijk in feite betekende ?  De beste sociale bedoelingen staan nog geen tweehonderd jaar op papier en nog altijd zoekt de wereld naar uitwegen uit oorlog, armoede en zo meer, maar ook naar inzichten wat het innerlijke in de mens betreft en die andere zinnen van het leven. Om de langdurigste organisatie van leidraden voor het leven uit te bouwen, hebben kerken altijd met het oude didactische materiaal waarvan ze delen verborgen hielden gewerkt.  Voortbouwend op een traditie van tekens en rituelen vonden ze de sacramenten uit. De visuele acts doen het nog altijd de dag van vandaag, zelfs diegenen die kunnen lezen worden er nog door gefopt de dag van vandaag, zo weinig zijn we filosofisch geschoold
geworden en dan niet in de zin van ‘wiskundige filosofie’ of het bestaan van een glas water ontkennen. Het is slechts als goed menend, principieel individu, onomkoopbaar individu dat je, met ’t algemeen belang en de navorsbaarheid voor ogen, je op de duur je mystieke onzekerheid voor de onbaatzuchtige waarheid inruilt…al komt daar ook wel eens pragmatisme aan te pas omdat je het spel nooit alleen speelt.  Uiteindelijk is alles uit te leggen als stoffelijke evolutie die in het sociale en culturele zijn beloning vindt, maar het innerlijke menselijke nog meer zou moeten gaan dienen. Binnen het aardse gebeuren is er niet al te veel gelijkheid geweest op bepaalde vlakken en het absolute snappen van veel, blijft moeilijk voor velen, je moet de dingen en mensen aanvaarden zoals ze zijn en van daar uit verder interageren en leren. Zelfs heel vroeg ging het ook al zo op eencellig niveau en zo verder…met aanpassingen, toevalligheden en sociale noden als leermeesters. Driften zoals overheersingsdrang en elitair klassenbezit op grote schaal dan, blijken op ons niveau nog steeds vernietigend te werken”. Zeer scherp hoorde ik als het ware, weer de woorden die hij eens tegen me zei :  “Zoon, vriend.  De allereerste chirurgen hadden het niet makkelijk om de werking van het menselijk lichaam te doorgronden. O hadden de filosofen en sociologen ook een lange weg achter de rug, eer ze de onderhuidse  wetmatigheden van de sociale ontwikkelingen begrepen.  De tijd is rijp om de geschiedenis ernstig te gaan nemen. Indien je als regeerder een systeem niet ten volle kan of wil begrijpen, vanwege je banden met de wereld van het hele grote gewin, vanwege ook het feit dat je een product bent van geregeerden die vaak weinig bewustzijn hebben; dan kan je op termijn geen lokale of bij uitbreiding internationale structuurhervormende maatregelen doorvoeren.  De komende decenia zullen er zich geweldige veranderingen opdringen, ‘änderen”, veranderen, het gebeurd altijd in objectieve omstandigheden, maar met subjecten, met ‘anderen’…en er staan er te velen VER af van bepaalde inzichten.” 
Op een dag, midden onder ons lag een oude, voldaan starende man die zijn ogen niet meer opende, al  waren ze te mooi om te sluiten geweest, maar zo moe ook soms als de helderheid of jongensachtigheid het even liet afweten. Die ogen met een onvernietigbare jongensachtigheid die jarenlang hadden geloofd dat wat hij zelf niet in de hand had, wellicht van God zou afhangen.  Zijn
onverwachte dood, zoals hij het altijd gewild had, deed mijn hersentocht van die dag in 2068 tot in de generatie van mijn grootouders ‘wippen’.  Even nog, vroeg ik me af in welke mate m’n verleden de Kritonanen wel interesseren kon.  Ik had echter te veel voldoening aan dit denkexperiment om me toen daarover vragen beginnen te stellen.  In een paar seconden overbrugde ik de kloof naar mijn grootouders toe.  
Vader’ s moeder. Zeventien en aan ’t eind van wereldoorlog twee, wordt op ’t platteland gewond door een granaatscherf die zich in haar zachte, bovenste dijenvlees joeg.  Een bloedend, verwond jong meisje in paniek.  Nooit opgenomen Viëtnambeelden in Vlaanderen. Een zogezegde anti-nazioorlog waar later een tijd voorlopig in verhaalvorm werd over gesproken en geschreven en gefilmd, zonder de nodige analyse van wie dat er de wereld regeerde.  Pas jaren later, zou ik door zelf de dingen uit te zoeken begrijpen waarom in een gemeente als de onze met vele burgerslachtoffers, niemand de eignelijke achtergronden van de waanzinnige imperialistische belangenbotsingen en van het weerom in crisis verkerende kapitalisme begreep.
M’n vaders vader?  56 en tijdens wereldoorlog twee in een ander dorp op ’t platteland.  Verscholen in beken, in kuilen, onder hooimijten en jonge prei.  Evenals grootmoeder behoorden ze tot de hardwerkende plattelandsjeugd.  Na vier oorlogsjaren en constant longontsteking, stond hij braaf om werk vragend aan de Waalse hoogovens.  De waarde van het gangbare geld, bepaalde en een aantal andere factoren waarvoor mijn vader zich op latere leeftijd ging interesseren, maakten dat de boerderij van zijn vader voor de drie broers tezamen te klein was. Nog later ging die grootvader het in de koloniale school proberen.  Na een cursus over uitheemse teelten en over al wat een blanke moet weten om zich in het evenaarsklimaat uit de slag te trekken, passeerde hij de examens met glans.  Hij maakte grote plannen om te vertrekken.  M’n grootmoeder raadde het hem af.  Wat vrouwen en moeders al niet vermogen. Achteraf bekeken zou hij toch alleen maar mee een koloniaal uitbuitingssysteem helpen opbouwen hebben…hopelijk wordt het een dag nog een mooier verhaal dan het leven dat de Afrikanen vóór allerlei inmenging hadden, als dat zo al was. Raar eigenlijk dat mijn vader in zijn
leven ook tal van mensen tegenkwam die met Afrika banden hadden (trouwens ook met de rest van de wereld).  Nee, de koloniaal in spe, mijn grootvader, wist nog weinig van politiek, al had hij wel vóór de oorlog voorspeld welke bank als eerst failliet zou gaan. Hoe zou hij trouwens van veel weet hebben gehad ? Wie zou hem komen vertellen zijn dat het hier voornamelijk om een soort economisch bekeerwerk ging ? Het ging hem toen zoals tot in de 21ste eeuw voornamelijk om ‘zijn boterham te verdienen’. De missiepaters hier te lande kwamen donderpreken houden, zo werd me verteld.  Bij de boeren al hier werd er geld afgepingeld om de boeren ginder ‘rubberbomen’ laten af te tappen. De stedelijke kaders van de werkliedenpartijen vertelden mijn grootvader even min hoe de geldvork in de steel zat…daar voor hadden ze te weinig invloed op het platteland zeker en in de steden hadden ze het te druk met het maken van ideologische bochten onder de voorhoede die de dingen wel begreep, wie weet.  Het was een tijd waar in men zich politiek ook bezig hield met andere steekspelletjes en spelen als daar waren, de koningskwestie, het koloniaal medebeheer en de binnenlandse arbeiderseisen.  De anti socialistische concurrentie van de door rechts opgezette werknemersorganisaties, maakte het de roze leiders niet eenvoudiger. Zich nog met het hen grotendeel verketterende platteland bezig houden, bleef tot aan het tweede deel van de 20ste eeuw en in feite ook nog later een enorme opdracht.  Ook de noodzaak om tot een efficiënte internationale arbeiderssamenwerking te komen, werd door die verdeeldheid tegengewerkt.  Ware dit alles niet het geval geweest, er zou nooit een tweede wereldoorlog geweest zijn, maar de realiteit van het algemene bewustzijn was anders. Uiteindelijk namen m’n grootvader en z’n broer het fruithandeltje van hun pa over.  Terwijl m’n grootvader met een bierdrinkend paard de kleinhandelsmarktjes aandeed, paste de volgende generatie de zaak aan een door een begin van welvaart gegroeide markt aan.  Welvaart die er onder druk en uit schrik voor het werkvolk gekomen was, de sociale zekerheid was geen cadeau. Naast die handelsgroei bleef er van de boerderij zelf uiteindelijk nog een fruitteeltbedrijf over.  Je hoort het je grootvader nog altijd verhalen.  Van de dorpsonderwijzer die z’n leerlingen vóór  de oorlog vertelde dat men in Engeland fruitbomen in grote bakken kweekte.  Na de oorlog werd dit ook bij ons een feit.  De laagstam verdrong de hoogstam. De op de tuinbouw toegepaste, door de 20 jaar later
opduikende moderne ecologisten bestreden, grootschalige productie, deed ook op het platteland haar intrede. Grote varkens-en kippenkwekerijen schoten als kleine vleesfabriekjes uit de grond.  Koeien werden voortaan aan de lopende band gemolken.  Tegen het einde van de twintigste eeuw was het percentueel aandeel van de landbouwers tot minder dan drie percent van de bevolking uitgedund. Zonder doelmatig verzet, mee met de stroom der geschiedenis, want mensen bleven van analyses verstoken. De landelijke gemeenten vervreemden een beetje van de stad, het samenlevingsmodel dat het platteland al had laten leeglopen op sommige plaatsen in de wereld.  De tijd dat m’n overgrootpa z’n beesten met van bij de kloosters opgehaalde, rijkelijke afval vetmestte, verdween snel.  We zaten nu middenin de jaren vijftig.  De oude lemen bakhoven, de centraal gelegen mestvaalt, de kleine pulpkuil, de grote aardappelkookpot, de varkens en de koeien, verdwenen van het boerderijtoneel.  De Hagelandse hagen, de kasseiwegen en de Brabantse trekpaarden werden in een tijdspanne van tien jaar folklore.  Samen met de vier dorpswinkels verdwenen ze uit het jarenlange, vertrouwde samenlevingsbeeld.  Alleen een paar nieuwe dorpswinkels probeerden een dertigtal jaar later de gigantendistributie te beconcurreren. Maar zover waren we nog niet. De fruithandel van de gebroeders Vanstock pastte zich aan de economische groei. Aanvankelijk kochten ze een Engelse ‘stationwagen’.  Daarna kwamen een manueel te starten tractor, een Bedford camionet en een Daimler Benz camion de paard en kar infrastructuur als eersten in hun reeks vervangen.  De kleinhandel werd geleidelijk een groothandel die via een groothandelsmarkt de bevooraders  der gestaag in aantal slinkende kleine winkels bediende. Zonder talenknobbel van de school meegekregen leerden de gebroeders met zowel Franstalige, als later Duitstalige klanten omgaan. Ze dienden te groeien of te verdwijnen. Zo verging het ook een deel van de boeren die minder en minder eigenaar van hun bedrijven werden.  De banken daarentegen werden het dank zij de door de boeren af te dokken leningen des te meer. Ook aan de bouw van huizen zouden ze gigantische kapitalen verdien die vooral in het eerste decennium van de 21ste eeuw op de beurzen voor een stuk in rook zouden opgaan. Het woord ‘boerderij’ verdween een beetje uit het taalgebruik; het werden rond die tijd per kleine gemeente nog een paar hele grote bedrijven. Selectief
uitgekozen stieren en varkensberen storten hun zaad alleenlijk nog in glas uit.  Het was die periode, tussen de door toedoen van de tweede wereldoorlog overhoop gehaalde oude gewoonten en de opkomst van een nieuwe, meer en meer gestresseerde levensstijl door, die mijn vader snel aan zich voorbijtrekken zag. 
Toen hij in ’t vijfde decennium van de vorige aardse 20ste eeuw de inmiddels geheelde, duiveneigrootte oorlogskater in het malse bovendijbeenvlees van m’n grootmoeder passeerde; kondigden al die bruuske veranderingen zich reeds aan. Het ambachtelijke schrijnwerkerijtje van Louis en z’n zonen, vocht nog een aantal jaren tegen de steeds goedkopere grote meubelfabrieken.  In hun ateljeetje waren alleen de nagels en enkele werktuigen van metaal.  Al de rest rook heel zalig naar door mensenhanden bewerkt hout. De kalme sfeer die er heerste kan je niet in woorden vertalen. Wanneer de op een primitief motortje lopende cirkelzaag draaide, keek elke toevallig aanwezige gast naar het moment dat de handen van één van de drie houtbewerkers gevaarlijk dicht in de buurt van de niets ontziende zaag kwamen. Die ongelofelijke kalmte in het bloed en het handelen van die schrijnwerkersfamilie, stond tegenover de steeds opgedreven dagtaken in het bedrijf van m’n grootouders. Noodgedwongen dienden ze het tijd-en prestatiemonster bij te houden en alle nieuwe trends op te volgen.  Sproeistoffen voor de laagstam, terwijl de verdwijnende hoogstambomen er geen vandoen hadden gehad, maar ook het fruit, niet alleen de mensen moesten volmaakt van uitzicht worden.  De boeren, ambachtslieden en zelfstandigen die dat niet deden konden best naar steun of loon gaan uitzien.  Hun kinderen werden tot een nooit geziene diplomajacht aangezet. De vakbond van de ondertussen als landbouwers betitelde boeren, groeide uit tot een landelijk instrument van het grootkapitaal.  Het sociale verenigingsleven en de katholieke dorpsschooltjes werden, tegen die achtergrond door de pastoors gepatroneerd.  Iedereen sprak die aanvankelijk in het zwart gerokte heten met ‘mijnheer pastoor’ aan. Vrouwen, mannen, meisjes en jongens, in hun christelijk geïnspireerde afdelingen, liepen geruime tijd haast kritiekloos afgelijnde activiteiten programma’s aan. De tijd was wel door dat ze zich in het Latijn lieten overbluffen, maar nu verengelste de wereldcultuur en die diende nog al eens te veel de verkoopcijfers.  Net toen m’n vader de Latijnse woorden voor de
misviering begon te kennen, schakelde de Kerk na eeuwen op de gestandaardiseerde Nederlandse taal over. Eerst vonden enkelingen dat ongehoord, later vond iedereen het de normaalste zaak van de wereld en zo zou het nog met veel gaan. Nadenken over de moeilijke achtergronden waarvan de cultuur de mensen en hun levens verwijderd hield, was er nog niet teveel bij. De oude kleine zwartrok vertrok zo sympathiek wuivend als dat hij zich bij zijn ‘inhaling’ vermoedelijk had voorgedaan. De ‘nieuwe’, langere herder was een oerconservatief. Doch ook hij liet na een tijdje de rok voor wat hij was en kostumeerde zich in het grijs met een licht metalen kruisjes op de rechterpakvleugel…’een soort gothics avant la lettre’.  Hij was een heel bewegelijk, zenuwachtig type.  Rond die tijd werd onze pa zijn misdienaar. De ene keer prees hij hem naar dehoogste regeringsposten (‘”die van jullie wordt nog eens minister”), de andere keer verweet hij hem voor vagebond, omdat hij hem het touw dat zijn misrok ophield, verkeerd aangaf. Wat er ook voorviel, de sigarenpaffende herder maakte zich altijd kwaad indien hij geen bijbels gelijk kreeg.  Maar ja, hij zou wel gelijk hebben, want hij kende Latijn, zo redeneerden er een aantal. De man ontdekte zelf sop een dag dat zijn misdienaars aan de wijn gezeten hadden, want hij had inkt op de fles gesmeerd. Vader kon toen nog niet vermoeden dat men van celibaat nerveus kan worden. Dezelfde volksmisleiding ging van vele neppolitiekers uit, wanneer ze langs de pers hún met consensus saus gekruid, zanderig misTtaaltje in de hersens van de nietsvermoedende burger binnenvetten; waren ze op hun best. 
In die sfeer van alle jaren terugkerende rituelen en overbluffingen allerhand, groeide vader uit zijn kinderjaren. Al hetgene hij niet begreep, klasseerde hij aanvankelijk als ‘ontoegankelijk’. Te geleerde dingen behoorden tot het domein van dokters, pastoors, onderwijzers of vaders of zo, alhoewel. Zijn goedgelovig, onbegrensd vertrouwen in een soort ‘goeie gang van zaken’, was gebaseerd op een eerlijkheid en goedwilligheid die hij ook van andere mensen verwachtte. Verwachtte…niet eiste…op dat gebied was er wel nog wat werk aan hem, dacht hij soms na desillusies. Zijn vertrouwen in de mens en de mensheid was te onbegrensd.  Hij oriënteerde zich op de positieve kanten van zaken en mensen. Was dat soort nederigheid een uitvloeisel van een op straffen en strengheid gefundeerde nonnen –en patersopvoeding op
school of een soort genetische erfenis van overwegend gemoedelijke mensen die zich niet agressief aan hun omgeving opdrongen ? 
Doordat hij het van kleins af aan voor zijn kameraadjes opnam leerde hij wel dat je soms verplicht was van kamp te kiezen en het barmhartige, vergevingsgezinde en vergoeielijkende in hem tot gepaster vormen en normen te hanteren.  Hij werd immers al eens te veel bedot, voor hij de nodige mensenkennis kon opdoen. Zonder zich eerst van die oorsprongen van gerechtigheidsdrang bewust te zijn, zocht hij naar de redenen voor het beschadigde deel in een deel van de mensen rondom hem. In het begin met te weinig kennis en ervaring handelend, te vaak met een naar perfectionisme neigende instelling en een te grote bekeringsdrang om de zin van allerlei dingen in het leven uit te leggen en dan te hopen dat mensen er iets zouden aan hebben in  hun emotionele evoluties en onderlinge relaties.  Een stuk verder in de tijd, deden zijn bijeengesprokkelde ervaringen hem minder individualistisch en meer overlegd, gepast impulsief en kalm te werk gaan.  Alhoewel hij muggenzifterij haatte, kwam hij altijd op een bepaald punt in zijn leven tot een in wezen ogenschijnlijk pietluttige vaststelling. “Een detail”, zo zei hij, “ mag dan als medeverantwoordelijke in een reeks bewegingen van een groot maatschappelijk geheel, te verwaarlozen zijn; toch kan je van uit een onderdeeltje van een bepaalde situatie vertrekkend, de echte symptomen der grote structuren aantonen, zowel op individueel als collectief vlak; één groot net ergens in de kosmos…(of daarbuiten)”. Telkens hij met een dergelijk staaltje afkwam, wist de rest van de familie of vrienden of zo dat hij het volgend uur met meer beschouwelijke praat ging vullen…(oei).  Hoe verder hij hier in ging, hoe minder goed men meekon natuurlijk, ook dat had hij aanvankelijk niet door en ook dat was een heel leerproces, waarbij hij van het onbegrip het nodige leerde ook om het hele plaatje van het zijn op de duur beter en beter te snappen. Hij wist vaak beeldend te verhalen nochtans, schrijvend was hij beter, hoe de ‘mère superièure’ in ’t dorpsschooltje rondliep.  Hoe ze voor alles wat de leerlingen niet mochten verstaan, in ’t Frans met de ‘juffrouwen’ sprak. Hoe ze na haar dood in een stedelijk kloosterkerkhof bijgezet werd.  “Ze is terug naar haar bruidegom, had een andere non gezegd”.  Zo een dingen onthield vader dus om over na te denken, zich niet bewust dat hij door zoveel ook over de dood na te denken,
zich in zovele levens in te leven had om de verbanden te snappen, simpel genoegen nemen met het kroniekschrijver zijn, was niet genoeg.  De daarnet geciteerde non had hem ooit in de kleuterklas met sandaalstampen achtervolgd toen hij bij het spelen een vaas had omgegooid. ‘Sint Nicolaas’ was geweest en hij (mijn vader) liep met een paar indianenpluimen door het klasje, maar ja , die vaas stond daar ook.  Vaders geheugen scheen soms een onuitputtelijk archief van bijgehouden herinneringen. 
De ‘pisbloem’ waarover hij twijfelde of hij ze tijdens een plantenverzamelingsopdracht wel mee naar school zou nemen, want die bleek achteraf ‘beschaafder gewoon ‘paardenbloem’ te noemen.  De affiche van ‘broederlijk delen’ (twee boterhammen die elk een beet misten), was in plaats van beleefdheidswenk bedoeld als fondslokker voor het katholieke bekeringswerk in de ver weg gelegen ‘heidense’ gebieden. Kortom, bedrukkende en achteraf soms gedeeltelijk of volledig grappige momenten wisselden elkaar af. Toch zette de ‘volwassen’ verzameling van zwarte klerendragers en hun lekenonderdanen een domper op een zelfontwikkeling zoals hij die later kwam te zien. Hij had er bijna een beetje een onnozele, verklaarbare schrik voor ’t einde, voor ongelukken en voor de gevolgen van de met sancties verbonden reglementen van, het zij de strenge meesters of ware het God van gekregen, als hij zijn ‘verzet’ natuur niet had weten te behouden, verzet ook in de betekenis van iets luchtig te houden.
‘Staat’ kende hij alleen nog maar als ‘politie’.  Daar diende je ijzig op je hoede voor te zijn.  Er mee in aanraking komen, dat kon zo een brave als hij niet overkomen, dacht hij.  Ook m’n overgrootvader respecteerde hij.  Geen wonder dat hij van jongs af aan een soort volgzame stiptheid aankweekte. Op de momenten dat hij niet in ’t familiebedrijf meewerkte of school liep, durfde hij toch nogal eens eigenzinnige fratsen uithalen.  Ook zat hij soms voor het slapengaan op zijn kamer te mediteren opdat ‘het’ hem en anderen wel zou lukken…bidden noemde men dat toen. ‘Het’, wat dat dan wel allemaal was, bleef nog af te wachten.  Het was dankzij een volhardende koppigheid dat hij niet totaal van de hem nog te wachten staande feitelijke realiteiten vervreemde.  Na de lagere school begon voor hem een tweede soort geestelijke mistgordijn. De toenmalige katholieke scholen, met in zijn stouter wordende ogen, beklagenswaardige
lekenopvoeders, hielden lange tijd aan een ‘gescheiden ontwikkeling’ vast. Naargelang je ene jongen of een meisje, op het enen gebied begaafd of minder begaafd was, werd je anders geprogrammeerd. Het was een vruchtbare verdeel –en heerspolitiek, op een bepaalde manier dan toch; die kunstmatig gescheiden deelgroepjes in stand hield.  Sommigen van zijn medescholieren vonden het daardoor vanzelfsprekend dat ze beter waren dan die van de rijksschool of die van de beroepsafdelingen.  Niet alleen de maatschappij, maar vooral de vrouwen werden hen van alle kanten als totaal andere wezens voorgeschoteld.  Voor velen, die sociaal gezien opstandiger werden; was de geïdealiseerde achtervolging van ‘het vrouwmens’ de strop van hun ontluikende systeemkritiek. Het zaterdagavondse ‘slow dansen’ had dan ook meer succes dan om ’t even welke politiek geïnspireerde benefietavond. Het soms te negatief beleefd, over emotioneel, in functie van de praktische vrouwelijke ingesteldheid reagerende ‘mansmens’, viel vaak uiteindelijk terug tussen de plooien van respectievelijk moeder, meisje, school, werk, vrouw of d’ een of d’ andere actief of passief beleefde hobby. (en omgekeerd of beiden soms). Een derde obstakel was de overdreven schoolse prestatiedrift en de daaruit voortvloeiende faalangst.  Het was in die dagen dat zich een nieuwe diepgaande economische crisis aankondigde.  Een crisis die naar de heersende geplogenheden heel simplistisch uitgelegd werd.  Het kwam natuurlijk alleenlijk door de hoge olieprijzen, die onbevooroordeelde objectieve school en media toch. Rond die tijd had vader een bepaald jaar die onverklaarbare herexamens gehad.  Dat was dat jaar, toen er in ’t land massaal tegen de defensie politiek betoogd werd.  De leerlingen van vader’ s school stonden toen bijna allemaal voor de door de opzichter dichtgehouden schoolpoort…klaar om de scholierenstoet van de andere onderwijsinstellingen te vervoegen.  M’n vader duwde die vent voor de poort weg, de scholieren raakten buiten…maar pa een maand later niet door een paar herexamens.  Al probeerde hij vaak in een door ‘meerderen’ gevraagde traditionele pas te lopen, toch kon hij het regelmatig ‘ongepaste’ kritiek uiten niet laten.  Hij deed er wel leerrijke machtsverhoudingen door op.  Naarmate zijn begrip van en zijn begeestering voor filosofie, kunst, sociologie en wetenschap en geschiedenis steeg, des te minder trok het vakjes schoolse systeem hem aan, de ‘paardenbril’ voor een ruimerdenkend
gezichtsveld, vooral ook beperkt door een politiek en echt religieuze, geen godsdienstige kijk op leven en dood en een blinde aanvaarding van de economische ‘wetmatigheden’ daar nog eens boven op. Was er eeuwig leven ? Ok, wilde hij over praten, maar dan niet alleen met de oude argumenten.  Nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen en andere, logischer inzichten, leerden hem zijn geconditioneerde schuchterheid meer achterwege te laten. Wat hem daarbij het meest stimuleerde, waren de talloze vakantiedagen en ieder vrij uur waarop hij hard lichamelijk werk met een rechtstreeks tastbaar resultaat, als één van de grootste geneugten des levens ging beschouwen.  Het bracht hem een enorme verantwoordelijkheidszin en een binnen tijdsbestek leren werken bij.  Hij kon z’n eigen fysiek uiten door tussen de schooldagen door keihard te werken. Kisten sjouwen, camions laden, met de tractor en ’t materiaal ’t veld in, fruit sorteren, plukken of met z’n vader of oom of andere werkmannen naar binnen –en buitenlandse groothandel fruitmarkten…hij genoot er vaak van. Maar weer stelde hij zich een aantal vragen.  Voor wie fruit sproeien ? Voor die bepaalde mensen met van die wensen die vroeger niet bestonden, geen schoonheidsfoutjes op het fruit bijvoorbeeld.  Op grote schaal is men als fruitkweker verplicht te sproeien, want de consumenten willen een ideaal product, in de natuur werkt gezond anders en tussen mensen ook eigenlijk. De sproeistofproducenten waren, zijn er goed mee.  Waarom fruit sorteren naar diktemaat ? Een kilo is toch een kilo. De consument zou ze even goed uit de bakken kunnen rapen…was al dat werk eigenlijk alleen maar nodig omdat mensen tijdens het werken beter, ieder op zijn manier filosoferen, mediteren konden…want buiten het werk was er niet zo veel gelegenheid om van de tv weg te blijven en echt cultureel bezig te zijn. Waarom met een volle camion naar de markt rijden en na de vaak de te snel verlopende verkoop en levering één derde terug mee naar huis sjouwen, de frigo’s weer in om ’s overmorgen ‘s , kriekezottevroeg, met dat al minder kwalitatieve derde en steeds wisselende prijzen te moeten herverschijnen ? Welk soort logica was dat eigenlijk ? Waarom een zeventig uren week, als ‘een ander ‘ zijn veertig klopt ? Waarom die ingewikkelde boekhoudkundige verplichtingen die zijn ouders van hun overblijvende tijd beroofden ?  Was een eventuele overname wel financieel haalbaar voor hem ? Had je nog wel tijd voor iets
anders, wanneer een onderneming voortdurend moest groeien om niet te verdwijnen ? Het waren allemaal vragen die hij zich soms veel te nadrukkelijk en met over verantwoordelijkheid naar anderen toe stelde. Daardoor lag de zakelijek kant van het bedrijf duidelijk niet in zijn aard.  Hij had meer voldoening van het werk met de exmijnwerkers, die zich nog te jong voelden voor ’t pensioen en die hun longen in de boomgaarden met andere dan mijnlucht volpompten. Hij leerde van hen dat hijzelf niet zo onvervangbaar was als hijzelf wel dacht te zijn.  Hij leerde van hen in het verleden te berusten en toch weerbaar te blijven.  Hij leerde van hen dat er één dag voor aller heiligen en aller zielen moest zijn. Hij had voor hen dezelfde bewondering als hij voor zijn hardwerkende ouders had. 
M’n grootvader voorspelde zijn zoon tijdens de hoogconjunctuur der jaren zestig, dat de werkelozenrijen vanaf de jaren zeventig tot een miljoen zouden aandikken.  Grootvader zag alle heil in groei en zelfbereddering.  Dat laatste stond gelijk met noest werken om zo veel mogelijk loonkosten uit te sparen. Vader wou wel blokken voor maatschappelijk werker, maar deed  het dan toch niet, omdat hij door aal die torenhoge absurde sociale verdeelsleutels al op voorhand als bureaumarionet van een toevallige politieke meerderheid zou moeten dienen. Aanvankelijk koos hij voor ’t leven tussen de sjouwers en de inpakkers en vooral voor ’t werk buiten.  Totdat hij na een op lange termijn vooruitgeschoven berekening besloot om het maar niet als zelfstandige te wagen. Tijdens de vele ledige uren van zijn legerdienst (de eerste ervaringen in die soort waar voor hij vrij unieke oplossingen zocht, en nadat hij nog een aantal jaren als arbeider bij m’n grootouders werkte, werd de druk en het belang van wat hij met zijn toekomst ging doen, zo groot, dat hij het niet meer relativeren kon. Wat zou het worden, het overdrukke leven van grootvader verder zetten of aan een eigen weg timmeren ?  Vooral wegens ergens die ongeschreven morele verplichting dat een zoon zijn vader dient op te volgen, na al diens investeringen; woog de beslissing zwaar.  De financiële onhaalbaarheid en de hoop dat z’n ouders zich niet meer verplicht zouden zien van zo hard te blijven werken, hakten de knoop door.
Hij begon aan z’n nieuwe job, een bedienden job, midden in een stakingsweek.  Daar hij nog
niet bij een vakbond aangesloten was, wilde hij gewoon om ‘geen slechte indruk te maken’, blijven doorwerken.  Toen hij achteraf de verhouding tussen arbeid en werkloosheid bleef volgen en bestuderen, vond hij z’n vakbondsallergie maar van een weerloos allooi.  Over vakbonden en partijen zou hij wat later veel bijleren. Het zat hem dwars dat hij individueel gezien eigenlijk bevooroordeeld was op hen die ook mét een diploma geen werk hadden. Ook voelde hij zich ergens niet goed in zijn huid.  Hij was gewend van lichamelijk meer te presteren dan dat hij nu van achter zijn bureau ’s avonds maar leek gedaan te hebben.  Het administratieve lag hem duidelijk nog niet te best. Dat gevoel verdween toen dat hij besefte dat hij toch ook in de kosten –en batenanalyse van de firma verrekend zat. Soms vroeg hij zich af of hij niet beter in de firma van zijn familie gebleven zou zijn.  Daarvan loskomen was een proces dat te maken had met het geleidelijke inzicht dat alles en iedereen aan andere financiële implicaties gebonden lag en dat het kleine familiefruitbedrijf sterk onder de verslechterende economische toestand en de al aangehaalde structuur veranderingen in de distributie leed. Weer dacht ik aan al die keren dat vader op het belang van mensenkennis wees.  “Je mag je nooit laten inpompen”, zei ie dan, “dat je bij een confrontatie met om ’t even wie over respecterend of ondoordacht volgzaam moet reageren. Je moet iedereen op zijn echte waarde leren schatten in plaats van de mensen direct op te hemelen en hun negatieve punten weg te cijferen. Je moet je goedheid tegen bepaalde misbruiken afschermen.  Denk er aan.  Achter een zich belangrijk gekleed iemand kan een hele egoïstische persoon zitten, of juist ook niet. Je zal mettertijd wel leren dat sommige mensen veelal bange, gedesoriënteerde, wezens zijn die zich veelal slechts oppervlakkig over de voor hun belangrijke dingen uitlaten, niks mis mee; maar op de duur verlopen de dialogen er mee niet zoals ze zouden kunnen zijn indien ze voor hun eigen een aantal latten wat hoger zouden leggen. In zijn boeken probeerde m’n vader dan ook te doorgronden waarom de meeste mensen buiten hun werk zo moeilijk contacten legden…met kennissen makkelijker dan met Kennis”.  
Hetgeen hij niet bereikte, was, dat ik, zijn zoon, diezelfde begeestering van hem overnam.  Inderdaad.  Alhoewel ik zijn passie verstond, interesseerde ik mezelf niet aan al die dingen.  De vierde generatie, t.t.z., ik; Ruben Vanstock,
werd na mijn doctoraat in de natuurwetenschappen, werkzaam bij de Europese ruimtevaartmaatschappij en later bij de.  Na een aantal moeizame selecties werd ik voor een gemeenschappelijk AmerikaansEuropees-Russisch-Chinees ruimteproject als kandidaat astronaut opgeroepen. Uiteindelijk viel ik er dan op ’t laatst toch nog af, zodat ik voor die experimentele vlucht met een nieuwe op fusie kernkracht aangedreven motor, aangeduid werd.  Voor mij dus geen teamvlucht, maar solowerk, dat me nu hier uiteindelijk in deze hersenbegeleider doen belanden heeft. 
De denktank, gedachtenlezer en historicus
Hoelang zat ik nu reeds in de hersenbegeleider ? M’n blik viel op het hendeltje naast dat van het Moltageluid.  ‘Oh ja, de denktank’, dacht ik, de twee vorige gegevens verbindend. Ik schakelde ‘het’ in. Tot overgrote verbijstering van al m’n zinnen, kreeg ik, zonder de vraag in het microfoontje in te spreken, al dadelijk het antwoord. “Je bent twee aardse kwartieren hersenbegeleid”, zei de denktank. Voor het eerst kreeg ik het later weer verdwijnend gevoel van bespioneerd te worden…en wat, maar een halfuur ? Ik wist wel dat er op vijf minuten veel door m’n hoof kon passeren, heelder romans, maar dat verbaasde me nu toch. Het duurde een poosje voor ik de situatie door had en weer helder denken kon.  Wat kon het mij ook schelen dat ‘het’ mijn gedachten las en dat ze misschien werden afgeprint. Wat had ik tegenover het onbekende te verbergen ? Het volk der Kritoanen ging mij helpen, zoveel was toch duidelijk ? “In naam van alle Kritoanen, ben ik daar in hun plaats zeer tevreden over, vriend Vanstock Ruben”, leidde de denktank dan weer in mijn brein in. “Je had bij mijn antwoord op jouw onuitgesproken vraag evengoed woest je koptelefoon kunnen afgooien hebben. Aardlingen kunnen soms heel gekwetst reageren, als je hun privaccy binnendringt. Ook via een niet uitgesproken vraag kan ik reageren. Geef toe, je zou niet aan het experiment hebben deelgenomen, indien je op voorhand had geweten dat we je gedachten zouden kunnen lezen. Ik vond het niet aangewezen dat je dat zou weten eigenlijk, zit je er mee ? Ik kan je al verklappen dat we ook je leven als een film kunnen zien, maar later meer daar over. Hopelijk maakt het je niet geremd, want dan moet ons systeem proberen van eerst een aantal storingen in de beelden en het geluid te corrigeren, hoe spontaner je blijft, hoe beter alles zal verlopen”.  Ik schrok
niet meer.  Ik was me te bewust van het Kritoaans overwicht inzake techniek. Daarbij, de denktank had voor mij iets sympathieks over zich gekregen, iets zoals een objectieve vriend zonder vooroordelen.  “Uit m’n tijdens je hersentocht uitgevoerde berekeningen, werd het me vlug duidelijk dat jouw opgelopen hersenschudding en gemoedstoestand aan de beterhand zijn. Daarom wachtte ik juist tot je me inschakelen zou.  Voor je me aanhendelde was je aan een retrospectieve kijk op de wereld zoals jij die gekend hebt toe.  Ga nu maar verder je gang.  Als er zich een vergelijking met Krito zou opdringen, kom ik wel even tussen als je dat wenst, je hoeft me er zelfs niet voor weg te hendelen”.  En weg was tankmans.  Wat werd er hiernog wel van me verwacht ? Het was niet makkelijk om  het einde van de 20ste eeuw naar de helft van de 21ste eeuw zomaar te overlopen, nooit in de wereldgeschiedenis was er zoveel veranderd in mijn wereld ver weg.  Waar zou ik beginnen ? Bij algemene sociale ontwikkelingen of bij persoonlijk beleefde toestanden ? Ik probeerde me op de grote politieke en economische ontwikkelingen te concentreren.  ’t Kwam er in feite een beetje op neer dat de wereldnet niet opnieuw in een grote brand verzeild geraakt was. De kapitalistische economie slaagde niet in om het armere deel van de wereld te ontwikkelen.  Het wereldwijd karakter van om ’t even welk probleem werd stil aan duidelijker voor een groter deel van de publieke opinie in de arme en armer wordende landen.  De wereldeconomie die het systeem langs het werk van miljoenen mensen om had opgebouwd, stond op lemen voeten. Enorme begrotingstekorten (vooral door de militaire uitgaven in sommige landen) en schuldenlasten, van de derde wereld tegenover de rijke landen bijvoorbeeld (cynisch eigenlijk), samen met herstructureringen om nog meer winsten te kunnen maken, leidden tot een reeks faillissementen vanaf de jaren 1970 vooral.  De verliezen in de economie, daar moest de gemeenschap voor opdraaien, de winsten daarentegen… . Tegen 2008 hadden een aantal landen zoals China vooral en in mindere mate Brazilië en India en Rusland een inhaalbeweging gemaakt tegenover landen als de VS en de Europese gemeenschap.  Speculanten hadden zo zeer de macht gekregen over een economie gebaseerd op kunstmatig geschapen geld, dat het boeltje begon in te stortten en weer een reeks banken onderuit haalde.  De burgerlijke economen konden geen recepten meer bedenken om uit de crisis te raken; een crisis die niet alleen de onderste
inkomenslagen trof, maar ook steeds meer mensen uit de middenklasse.  Noch door geld te lenen of bij te maken, noch door geld uit de economie weg te trekken, kon men weer tot groei komen. De koopkracht daalde, het verzet en de nood aan een degelijk anti-armoede alternatief, namen overal, ook in het eens zo rijke Westen toe in het begin van de 21ste eeuw. Oorlogen om grondstoffen en strategische posities en gewoon om landen die onder invloed van andere landen stonden te verzwakken, bleven duren. De linkerflank van de politiek kreeg ademruimte, nieuwe bewegingen kwamen ook via de nieuwe telecomtechnieken snel op; er leek veel verandering op til in het begin van het 2de decennium van de 21ste eeuw.  Zuid Amerika, na jaren van dictaturen en verdwijning van syndicalisten, was aan het verlinksen en Noord Amerika kende meer en meer Occupy bewegingen en andere vormen van verzet dan dat  men het daar ooit voor mogelijk zou hebben gehouden. De oude imperialistische krachten moesten toezien dat een land als China, dat geen militaire avonturen begon Afrika veel meer ontwikkelde dan de vorige contracten tussen het Westen en sommige marionettenregimes ginder.  Een groeiend bewustzijn maakte zich van de geesten meester, maar dit vertaalde zich voorlopig niet in revolutionaire standpunten, zodat men nog jaren met de oude burgerlijke vormen van democratie werken moest om de schade van de crisis voor de slachtoffers er van te beperken. Velen vreesden dat er door een samenloop van omstandigheden, de crisis en de militaire conflicten en bedreigingen, vooral in het Midden Oosten en Noord-Afrika, een nieuwe wereldoorlog zat aan te komen met een mogelijk Hiroshima in Europa tot gevolg, een Euroshima; vermits Europa en de VS Israël maar bleven steunen en er vóór de arbeidersrevolutie in Palestina en Israël maar geen eengemaakte staat tussen Israël en Palestina kwam. Een verstandige zit want anders zaten ze daar met twee grondgebieden met eilandjes van de andere Staat er tussen.  Wat in 2011 begonnen was als de ‘Arabische Lente’ had nog vele jaren van conservatieve parlementaire regimes nodig voor de bevolkingen begrepen dat er een andere vorm van democratie moest komen. De aanzet kwam uit Europa waar vooral de werkloze jongere bevolking die andere manier om het samenleven te organiseren begon als eis naar voor te brengen.  Men wilde voortaan verkiezingen waarbij het programma zelf eerst goedgekeurd moest worden in een eerste ronde,
maar dan een op de algemene noden van de hele wereldbevolking afgestemd programma met een aantal overgangseisen naar een steeds verder uitgewerkt programma toe.  In een tweede ronde zouden dan de dirigenten daar van op de verschillende projecten daarrond verkozen worden.  Het idee kreeg meer en meer aanhang in vergaderingen, op ’t internet, op straat en uiteindelijk in  het parlement.  Het referendum als democratie vorm werd populairder, want de oude heersende klassen zaten met de handen i n het haar, voortaan kon men zijn stem uitbrengen tegen wat er op de wereld het meeste fout liep en voor de oplossingen : http://bloggen.be/conscience2008
‘k Was me nog maar net aan het afvragen of er zich op Krito geen gelijkaardige analoge situaties zouden afgespeeld hebben of na een paar fracties van seconden kwam de denktank weer tussen.  “De verre en nabije voorgeschiedenis van het laatste zeventigtal jaren uit jullie evolutie, komt voor 95 percent overeen met de onze. Het heeft hier ook niet veel gescheeld of we hadden hier ook een hele beschaving naar jullie ‘bliksem’ geholpen. Voor dat alles zich hier ten gunste van de meerderheid van gewone Kritoanen ging ontwikkelen, is hier ook een tijd met angst voor grote vernietiging omgegaan.  Bij ons is dat alles al 543 aardse jaren geleden eigenlijk. In één van de laatste jaren van onze oude tijdrekening, werd op de laatste Kritobasis, de allerlaatste bevelhebber van het leger der heersende klassen afgezet.  Een periode van vrede en de uitbouw van een samenleving met Kritoaanser waarden kon beginnen. 
 Zonder een gepaste, op het overkoepelende ingestelde mentaliteit, konden we niet tot een rechtvaardiger manier van organiseren komen en iets nieuw in stand houden en daar hebben we dus aan gewerkt sinds toen.  Kritoanen opvoeden in een geest van solidariteit en objectiviteit. De macht over de toen even zeer hoogtechnologische Kritomaatschappij, lag vroeger in handen van de Sanskruppen, een kleine groep enorm rijke speculanten. Van uit deze kleine groep vertrokken alle machtsvertakkingen van onze oude samenleving. De Sanskruppen waren er in geslaagd van alle vormen van communicatie ten diensten  van hun aan de macht blijven aan te wenden. Als eigenaars van zowel pers-als telcom lieten ze niet de minste ruimte voor een cultuur die de geldbelangen van de bezitters van de grote economische sectoren zou aantasten.  Zelden vond je in een
toneelstuk of in een film een spoor van verzet tegen bepaalde oppervlakkige manieren van denken. Heel de speculatieve geldwereld kreeg jullie ‘kicks’ door het doen en laten en het inkomen van de Kritoanen te bepalen en in handen te houden.  De aanvankelijk tegen mekaar opgezette werkersgroepen leerden geleidelijk aan dat het de Sanskruppen en hun alles dominerende handlangers waren, die de economie in een voor de werkers chaotisch sukkelstraatje hadden gebracht.  Alle sektoren die voor de Sanskruppen geen superwinsten meer konden opleveren, gingen voor jullie ‘bijl’.  Aangezien het bindmiddel voor het toenmalige kritoaanse samenleven, ‘Manial’, jullie noemen het ‘geld’, was; werd het leven op zich en iedereen zelf, ondergeschikt aan de jacht er op.  Diegenen die geen ‘bemanialde’, ‘betalende’ bezigheid hadden, werden in de door Sanskruppen beheerste staatsorganisaties geplaatst om zich vaak met , op dit ogenblik totaal overbodige bureaucratische uitvindsels zoet te houden. Men was in feite voor een job te vaak van de machthebbers afhankelijk. Onder de dekmantel van het zij godsdienstige, eng-Kritobasische, corporatistische of zelfs racistische motieven speelde bijna iedere partij eigenlijk op een verdoken manier, bewust of onbewust het systeemspel van verdeel en heers mee. De eigenlijke aanleiding van de omwentelingen hier op Krito; lag in het feit dat de meest bewuste oppositionele Kritoanen zich organiseerden.  In tegenstelling tot groepen die een overwicht van bepaalde federaties voorstonden, werkten deze groepen veeleer in globaal Kritoverband. Deze Kritiskers waren veelal die individuen die het sterkst weerstand boden aan het proces van maatschappelijke afvlakking en Sanskruppische afstompingsmethoden. Door hun werking, hun publicaties en hun onomkoopbaarheid gingen ze langzamerhand een andere levensvisie en een logischer maatschappijvorm propageren.  Alhoewel de reactie van de regeerders daar op meer welstand was voor sommige groepen, ging het de Kritiskers daar niet alleen om.  De werkstress was veel te hoog en men wilde het verdeel en heers gedoe niet meer, sommigen werk andere niet enz… . Sommige Kritiskers hielden niet zo van aan politiek doen en begonnen een soort tweede, ambachtelijker productienet van kunstateliers,  kleinere coöperatieven, productie van gezonde voeding en zo meer.  De negatieve ingesteldheid ten overstaan van culturele waarden en het spirituele, verdween meer naar de achtergrond
naar mate te veel mensen echt afgestompte, over consumerende culturele analfabeten waren geworden en open kwamen te staan voor basisprojecten die via de Kritoaanse facebook werden gepromoot.  Vroeger had men hier veel uitlaatgassen overlast, dank zij de protesten daartegen en het nieuwe bewind dat energie op cleane basis opwekt, is dat allemaal verleden tijd. Al deze eisen werden hier ook uiteindelijk via een referendum in een programma gegoten en hier verkiezen we onze dirigenten op projectlijsten en niet langer op partijlijsten.  Sinds dien zijn we geëvolueerd naar een samenleving zonder leger, alleen de politie is bewapend, maar omdat iedereen meer met cultuur dan met productie om massaal winst te maken bezig is, is er bijna geen criminaliteit, het snobisme van de levenswijze van de vroegere elite, het zoveel mogelijk goederen willen bezitten, heeft plaats gemaakt voor een andere instelling, namelijk, begrijpen waar het leven en de dood nu eigenlijk echt om gaan en begrijpen dat het relationele leven belangrijker is dan productie.” 
Men laatste gedachte was ‘herbronning’ geweest. Ik moet wat lomig geweest zijn en viel in slaap maar bleef precies voor een stuk wakker.  Het woord ‘herbronning’ liet m’n scherpe aandacht  van de historische denktankschets over Krito naar mijn aardse informatie overwippen. Ik dacht aan de titel van één van vaders fictie boeken “de nieuwe baronnen”. De oude baronnen, de vroegere invloedrijke uit de feodale adel gegroeide kringen en de burgerij van vroeger.  De nieuwe baronnen, de elites van conservatieve partijen later, die de belangen van een imperialistische politiek bleven dienen. Hij schreef het toen hij zich na zijn vervroegd pensioen voor een tijdje in Griekenland vestigde. De personages en verwikkelingen die dit werk droegen, verschilden in weinig met de toestanden en tegenstrijdige karakters en ingesteldheden die in het verre noorden thuis beschreef. Eén ding lag de zuiderlingen een ietsje vlotter aan het hart.  Werd er bijvoorbeeld, bij ons nooit over politiek gesproken; de Grieken waren er des te meer mee bezig in hun conversaties. De gemiddelde, koeldere noorderling reageerde soms wel behoudsgezinder dan de minder welvarende Griek. De Grieken waren dan wel maatschappijkritischer en linkser; ook zij zaten opgezadeld met een politiek zuilensysteem van gunsten, met een op een conservatieve leest geschoold
verkiezingssysteem, dat hen op een bepaald moment in mei 2012 vast zette. De bevolking wilde niet opdraaien voor de speculatieve verliezen van de banken en het wanbeheer van regeringen, koos wel linkser, maar links raakte het voorlopig niet eens over een strategie.  De ‘nieuwe  baronnen’, de oude en nieuwe soorten superrijke miniklasse die een meerderheid aan middelen bezat, wilde haar macht niet kwijt en zou alle middelen gebruiken, tot de lancering van een soort Griekse nazipartij toe om haar greep op de politieke ontwikkelingen te kunnen blijven behouden.  De machtige klassieke partijpotentaten, waarvan een groot deel van de massa voor het bekomen van tijdelijke of vaste overheidsjobs of om uit het sociale doolhof wegwijs te geraken, afhankelijk was; kwamen door de massale verarming toch electoraal in nauwe schoentjes te zitten.  De belangrijkste politieke daad die de nieuwe lijfeigenen vroeger stelden, was het politiek kleurloos blijven.  Dit zo lang mogelijk volhouden, had het voordeel dat je, naargelang de politieke omstandigheden op het om het even welke politieke paard kon wedden om carrière te maken ook.  Nog anderen probeerden het door zich in bepaalde partijen verdienstelijk te maken, maar dan op een politiek inhoudsloze manier.  Voor het merendeel der beide groepen was dit niet alleen een weloverwogen politieke zet, maar meer een ‘must’, een ongeschreven code omdat ze nu eenmaal dank zij een nieuwe politieke baron of burocraat in een aan een bepaalde politieke kleur gebonden mutualiteit, school, verzekering of staatsjob werkten…en wie kwam er nu over al die grenzen heen tegen zijn eigen broodwinning op ? Net zoals men vroeger de macht van de geestelijken niet in vraag stelde, zo durfden de latere generaties  dus ook nauwelijks aan de macht van de ‘nieuwe’, op het arrivisme berekende ‘intellectuelen’ tornen.  Het breken met die manier van politiek bedrijven, zou eerst door een niet te stuiten economische crisis in een stroomversnelling komen. Het lag dus niet zo zeer aan het klimaat of het temperament,…feit was dat de Grieken hun vertegenwoordigers van de verschillende politiek kasten op den duur meer op hun politieke stellingnamen dan op hun dienstbetoon beoordeelden.  Ondoordacht had dit tot gevolg dat een deel van de linkse kiezers de vergissing maakte uit boosheid ook om toch nog op oude of nieuwe conservatieve partijen te stemmen. Al hadden de kleiner, door de geschiedenis van het socialisme uiteen gegroeide politieke partijen en
bewegingen meer succes dan in het noorden, hun historische taak zouden ze in vaders boek niet waarmaken; zo meende ik me toch te herinneren…hoe liep dat nu weer af ? 
In de ‘nieuwe baronnen’ waren de urenlange en jaren durende palavers tussen bijvoorbeeld Vlamingen en Walen of Grieken en Turken, koren op de molen van de eens te meer door de burgerij en een deel van de andere klassen gesteunde fascisten.  Ook buiten die landen beschreef m’n vader de omvang van die neofascistische, wereldwijd vertakte, antisociale beweging. Zijn boek was ook een poging om een aantal rechtse mythes te ontkrachten. Vaak deden conservatieven zich als verdedigers van  het christelijke geloof voor bijvoorbeeld, terwijl de meer progressief ingestelde mensen eigenlijk de echte verdedigers van sociale waarden als solidariteit waren. Het was in de Verenigde Staten wachten op de grootste bankencrash na wereldoorlog twee, voor dat men onder andere via de ‘occupy’ beweging aan een soort tegenkracht voor het aartsconservatieve denken van een deel van de bevolking aldaar begon. Een groot deel van de personages uit ‘de nieuwe baronnen’, vergaapten zich aan de status en geluk normen die de grote media hen opdrongen. Daarvoor diende al de rest, idealen en onbewust of bewust als concurrenten beschouwde onfortuinlijker mensen inbegrepen, maar te wijken. Op schoolgaande jeugd werd een zware diplomajacht uitgeoefend. In deze context was het voor de fortuinjagers onder de massa duidelijk dat het kapitalisme zich voor dat doeleinde goed leende. Dat de sociale, economische en ecologische haalbaarheid ervan tot explosieve toestanden dreigde te leiden, daar stond een bepaald deel van de mensen niet bij stil.  Openlijk bij een socialistische partij aansluiten, was zo een zaak die niet bij iemand met een aan de ‘high luxery life’ gespiegelde levensbetrachtingen paste. De ‘socialisten’, warend at niet de armoezaaiers van vóór en na de tweede wereldoorlog ? Jan met de pet werd in ’t westen niet teveel meer door hongersnood en bomaanslagen en zo verder verontrust als hij het tamelijk goed tot zeer goed had. Al werd door gedegen opzoekingswerk en door publicatie daarvan, het extreem rechtse paniekzaaierij karakter daarvan telkens weer blootgelegd, …het bleef een kleine minderheid die zich actief tegen niet denkbeeldige evoluties bleef verzetten. Zo kwam het in het boek ‘de nieuwe baronnen’ tot nooit geziene verwarde toestanden. De werkers waren er niet
in geslaagd om zich op grote school efficiënt te organiseren.  Her en der in de wereld doken politiestaten op. De bewapeningswedloop flakkerde weer op; maar uiteindelijk kwam er toch verzet van de gewone man.       In Athene kwam dat verzet op een hoogtepunt toen in het boek,Dimitri Kanos vermoord werd na zijn laatste redevoering, woord voor woord kwam die passage uit het boek terug : “Gedurende jaren hebben we alle krachten gesteund die voor ontwikkeling en vrede waren.  We waren met te weinig. Zij die de verantwoordelijkheden tegenover het voortbestaan van de planeet niet opnemen zijn even schuldig als de machtigen der aarde die profiteerden van de door hun veroorzaakte chaos.  Zij, waarvoor alle ellende in de wereld geen reden was om hun onbezorgder bestaan door gewetensvragen te verontrusten, zij die in het drama van de wereldgeschiedenis hun rol niet willen opnemen, alleen hun eigen rol kenden of miskenden en niet wisten of wilden weten in welk theaterstuk ze speelden… .  Zij die tot allerlei goden baden en niets ondernamen tegen de wortels van de wantoestanden…zij die zelfs niet zochten of wilden zoeken…zij die alles over zich heen lieten gaan.  Ik zeg U : als onze wereld door uw medeplichtigheid naar de verdoemenis gaat…is er geen belonende toekomst meer voor de geschiedenis van de mensheid.  Geen olympisch ideaal meer, geen winnen of verliezen, zelfs geen deelnemen meer.  Geen stedelingen, dorpelingen, graan of veestapels meer na een nucleaire oorlog als men zo verder aan politiek blijft doen zoals men nu bezig is.  Ook gedaan met kleingeestig getwist en vitterijen en met zich op zichzelf terug te plooien. Gedaan met mode en overvloed en tekorten, met honger en zwelgen. Voor zij die toch zouden overleven, blijft alleen nog de langzame dood. Spijtig vooral dat ook de tijd om te begrijpen, edele kunst, ook door zal zijn…indien we passief blijven. Kan je je voorstellen dat onze soort ophoudt te bestaan door de grote leegte die te velen toelieten van hun bestaan te verduisteren door zich niet over het waarom en waar naar toe in het leven meer te verwonderen ? De jarenlang voorspelde nucleaire exodus mag zich niet verwerkelijken. Ook de leiders van godsdiensten die zich door een rechtse manier van werken in het kamp van de overheersers plaatsen zijn medeplichtig.  Bij gebrek aan eerlijkheid, mede voelen , vertrouwen en inzicht, bij gebrek aan vertrouwen en organisatie dreigt beschaving op te houden en
in een stroomversnelling kan geen wilskracht meer baten.”
Plots klonk er buiten ergens een luide knal…ik schoot wakker, niet in een denkkoepel, maar in een bed…ik zette de radio aan omdat het digitale klokje op exact zeven uur stond en verwachtte dat de nieuwslezer zou aankondigen dat er een nucleaire oorlog gestart was, maar hoorde dit : “bij de splitsing van Brussel Halle Vilvoorde zijn er weer enkele nieuwe juridische problemen opgedoken…”…erg, maar …oef…back to earth.  Kreeg ineens een gek idee, ze stonden er al jaren, die ijzeren kisten met mijn vaders schrijfsels… een hele week vrij, eens even neuzen in die geschriften :  
Dichter bij de geest
Overmorgen, bijna 55 geleden, koos ik er voor, koos de resultante van toestanden die aan mij voorafgingen, er voor, om een negen maand en twee weken ouder eitje als woonst in te nemen. Je kan natuurlijk ook stellen dat ik er voor koos om twee delen van één eenheid samen te voegen of dat het andere deel van mezelf me wenkte.   Je kan je natuurlijk ook afvragen in welke mate je zelf iets te willen hebt en er niet een meer dirigerende dimensie aan het roer der wezenlijke gebeurtenissen tussen mensen staat.  Ik zat aan de ene kant dus nog in die andere wereld van één van de teelballenuniversums die rondliepen als levende museums van eenieder van het mannelijke kunnen en zijn vertakkingen, die ooit in de xy geschiedenis van de biologische historie een rol hadden gespeeld.  Ik vertoefde dus aan de andere kant dus ook op het eiland ‘eitje’.  Er moet wel enige telepathie al geweest zijn tussen het teelbaluniversum van mijn vader en het ei eiland van ons ma…op die moment in de geschiedenis die in dergelijk universum in maanden wordt verteld.           Via voornamelijk de aanzet van mijn vader of én mijn eigen aanzet in beider universums, verliet ik de wereld der voorvaderlijke zaden, op zoek naar andere chromosomenparen van reeksen van 23 in de xx wereld van het vrouwelijke, ook omdat de reeksen van 46 van mijn vader, mijn oorspronkelijke 23 reeksen als vreemdelingen beschouwden…of als handlangers in het aangaan van nieuwe, toch verwante scheppingen rond 46 chromosomen bevattende cellen eigenlijk. Ook mijn moeder wilde haar eitje weg.  Op zoek dus naar een eitje, zijn eigen toekomstige wederhelft, voelt men zich misschien als een man met zin in seks, de zin in seks gaat in die zin misschien ‘gepaard’ met uitstoting en zoeken naar nieuwe creaties op basis van nieuwe gegevens…zeker altijd een opwindend gegeven. Het feit dat ik een mannetje zou worden, wordt volgens de wetenschap bepaald door het spermatozïde …de xy structuur, niet het oudste  geslachtelijk gegeven in de bio wereld de xx-structuuur maar het zaadje predestineert in feite al miljoenen jaren ons hij of zij wedervaren.  In school 40 jaar terug leerde men het omgekeerde, maar intuïtief wist ik dat het zo niet was…dat het eitje wel een voorkeur kon hebben. Het xx verlangen om te worden overrompeld met duizenden aanbidders waarvan er in de meeste gevallen slechts één niet wordt afgewezen, moet wel geweldig groot geweldig zijn. 
Een heel pak sperma renners komt niet in een massaspurt gewoon bij het eitje als over een rechte lijn, nee ze omsingelen het, haar en proberen hun kop binnen te duwen…is het een soort fysieke overmachtige die het haalt, of werkt het eitje die of die keuze meer subtiel naar binnen dan het dat voor een
ander rennertje zou doen.  Vormen de renners een soort samenwerkende ploegen naargelang de geaardheden van diegenen die mededingen voor de zege of zijn het allemaal koppige artiesten die zelf hun schepping willen zien gerealiseerd ?  Scheppingen, nieuwe individuen, zijn één ding; misschien gaan er achter de nieuwe personages scenario’ s schuil van voltooiingen van verhaallijnen van beide ouders en hun ouders en zo verder…of zijn scheppingen altijd een uitdrukking van de wederzijdse zielstoestanden op het moment van verwekking ? Misschien ging het in sommige gevallen ook over verhaallijnen die ergens gestopt waren, keuzen die ze niet hadden gemaakt, dingen waar ze nog mee moesten worden geconfronteerd, dat bepalen hoe iemand er uit zou zie, hoe iemand zou worden en of hij of zij zich al of niet goed in zijn of haar lichaam zou voelen in het latere leven. Welk was het verband met een tekst die ik ongeveer 48 jaar later zou schrijven ?       Was er een verband ? http://noemgodgewoonhetleven.skynetblogs.be/archive/2011/ 03/23/er-was-dus-toch-leven-na-de-dood.html
Dat zijn allemaal filosofische vragen  !
Voorlopig was ik daar nog niet aan toe, een heleboel praktische dingen stonden me te wachten. Dingen bijvoorbeeld als gevolg van geboren worden in de jaren vijftig, nu 2011, 55 jaar geleden; een soort overgang tussen oudere en modernere tijden.   Want oh ja, ik heb de kasseiwegen nog gekend in het Hageland, maar de tweede grote oorlog van de twintigste eeuw niet als mezelf meegemaakt, alhoewel mijn moeder een scherf van een vliegtuiggranaat in haar malse meisjesdij kreeg, gevaarlijk dicht bij de venuszone…die oorlog had het dus ook op mij gemunt en eitje na eitje zou ik afwachten om alle redenen van oorlogsgeweld te onderzoeken en alleszins theoretisch proberen te neutraliseren via de lange weg waarlangs mijn sociale betrokkenheid en militantisme me zou leiden.  De vrouwen wilde me August, Norbert of Freddy noemen, mijn vader verkoos ‘Octaaf’ , ‘Octaaf’, zoals er ook al iemand in het door de oorlog geteisterde dorp woonde: iemand die als jongetje de massadeportatie van een tachtigtal mensen uit het dorp had meegemaakt en zijn eigen vader nooit had teruggezien. Hij en anderen lieten geen middel onverlet om de oorlog van toen  aan te klagen en alles een cultureel vervolg te geven. Ik zelf zou voortdurend de huidige oorlogen aanklagen, de vraag blijven opgooien waarom er zo veel oorlog was geweest.   
Mijn moeder kwam van een nuchtere familie van boeren, haar ouders, mijn grootvader, precies een oude Zweed en zijn vrouw lijk iemand met Indiaanse roots van vóór de prehistorie. Wat natuurlijk resulteerde in een dochter met grijze ogen en eentje met donkerder ogen, maar toch niet Indiaans donker meer.  Ook de ouders van mijn vader hadden een boerenachtergrond, beide blauwe ogen, bompa  meer een Rus van tegen China en oma  meer zuidelijker Europees warm.  Ik heb er ooit wat over geschreven om het één én ander te duiden. Qua levenslijnen is het opvallend hoe een meisje dat oorlogsslachtoffer werd, samenkomt met iemand uit een dorp van ontzettend veel meer burgerlijke slachtoffers. Mekaar in 1943 ontmoet, midden de oorlog die alles over hoop gooide.  Rond het begin van de oorlog raakte het tussen mijn vader en zijn eerste lief uit een naburig dorp af, mijn eerste drie lieven kwamen uit de verre familielijn van het eerste lief  van mijn vader.  In het scenario van met mekaar scheep gaan lijken tekorten teveel aan te trekken en gelijkaardige pijnen en vreugden ook…of verhalen die niet afgemaakt werden omwille van stoorzenders zoals oorlogen. 





voortijdig testament 1. dichter bij de ziel   inleiding Op velerlei gezichten  staat geschreven dat men nog weinig fascinerends aan het leven vindt.  Nochtans, zelfs alle uitleg omtrent elke discipline van het denken, niet meegerekend, het leven is inderdaad fascinerend. Hoe meer fascinatie je door hebt, hoe voorspelbaarder alles af en toe wordt, maar daarom niet minder boeiend.  Tegen de tijd dat iets uitkomt ben je alweer vergeten dat je het had aangevoeld.  Ieder heeft een eigen levensverhaal met een prehistorie...het kan jaren, een leven lang duren, voor men beseft dat de tijd tussen de houten tralies van het kinderpark en de ijzeren staven van het sterfbed vervliegt als een kartonnen doos op een aantal windvlagen in een straat bij dag en nacht.  De baby die wil leren lopen wil de wereld in, de bejaarde die onder de medicijnen de pijn en de realiteit vergeet, wil de wereld uit.  Welk een verschil tussen mensjes grootbrengen  en naar de uitgang begeleiden...en toch is het één lange, kronkelige lijn.  Soms heeft het leven ons verblijd, soms sloeg, slaat het ons met verstomming.  Er is heel veel zin te vinden tussen al die onzin in het leven.  Een stuk in het leven is bepaald door voorgeschiedenissen, het zich daar van bewust worden verloopt in een aantal gelijklopende episodes die jij zelf en anderen doorlopen.  Sommige punten komen bijeen, andere nauwelijks.    In hoeverre kunnen we onze toekomst zelf bepalen ?  Ik vroeg het me af terwijl ik de elementen voor het samenstellen van de autobiografie van mijn recentste klant doornam. Notities van gesprekken met hem en geschreven literair materiaal in alle mogelijke vormen. Ik mag het van hem allemaal gebruiken, maar hoe natuurlijk en in welke verhoudingen ? Een biografieschrijver verwacht misschien wel dat zijn eigen verhaallijn rond het verleden van zijn klant voornamelijk met teksten van het hoofdpersonage aangevuld worden, maar geen opdrachtgever die, terwijl je dagelijks aan iemands biografie schrijft, nog afkomt met een eigen soort dagboekroman die op dat verleden, dat je nog in literatuur aan het verwerken bent, aansluit.  "Voortijdig Testament", moet het werk heten.  Hier gaan we dan met het leven, werk en inzichten en zo meer van mijn cliënt, August, Romeins equivalent voor Octaviaan,  de schrijver-  'predikant' .   DIE VAN DE POMP,DE BARON EN DE BEERVATEN
Een 150-tal jaar eerder dan vandaag, midden negentiende eeuw, woonde Jozef met zijn pa in een klein huisje aan de dorpspomp in de buurt van het dorp van zijn latere nageslacht. Zijn vader moest weer eens met paard en beerkar naar de nabijgelegen stad om bij de stadsbewoners drek te gaan scheppen. Niet de drek van de beesten van de boerderijen, maar mensendrek. De stadsbewoners werkten in grote getale bij de plaatselijke suikerfabriek en woonden armoedig, leefden hun volgens de clerus en burgerij te dragen lot uit in huizen die eigenlijk best gesloopt zouden worden. Terug met paard en kar in het pompdorp van de baron aangekomen, begon
hij de drek op een akker uit te gieten. Telkens weer met de emmer één van de vaten in, uitkappen en daarna het paard weer aanporren om een aantal meters verder te sleuren. Mesuur, zo was de bijnaam van de vader van Jef, omdat hij nogal bekend was voor de nauwgezetheid waarmee hij zijn werk en het leven opvatte, was zijn slavenarbeid ten dienste van de elite meer dan beu die dag. Zijn lijfspreuk 'alles met mate' ('mesurer', het Frans voor 'meten') was aan herziening of beter nog, aan 'ijking', bijstelling toe. Na het voorval dat ik zo dadelijk ga beschrijven, zou hij weten dat de aanleiding om dat te doen, hem luttele minuten daarna in de het gezicht zou worden geslingerd. Met dank aan de baron van het kasteel. 
Midden de werkzaamheden kwam de baron, handen op de rug, inspekteren. “Mesuur, die mest ligt precies niet erg dik”, zei de man met zijn kasteel in het panorama achter zijn rug. Mesuur was heel dat leven van hem ineens op een zeer besliste manier beu. Geen tijd om van het goed weer te genieten, altijd dat verdomde geld dat moest worden verdiend, nooit voldoende tijd voor de eigen luttele perceeltjes grond en de paar koeibeesten, varkens en de plannen met konijnen en kiekens en fruitbomen. De pachter en loonslaaf van de baron stapte af en schreed in de richting van de baron. “Lig ' t hem niet dik genoeg mijnheer de baron”, vroeg hij op de man af, als ware ze volstrekt gelijken en dat was in feite zo. Vóór dat de baron kon antwoorden had Mesuur hem al bij zijn kruis beet en tilde hem bijna tot borsthoogte en met een krachtstoot waarop menig kogelstoter trots zou zijn, lanceerde hij de landheer richting akker en drek...al waar hij met een smak neerplofte. Dit had de baron niet verwacht van die brave, hardwerkende Mesuur. Hij klauterde rechtop en wist dat hij geen verhaal had tegen de kracht van zijn labeurder. Eén en al paniek probeerde hij de stinkende smurrie van zich af te wrijven, waardoor hij het nog erger maakte, want heel zijn vest werd één grote stinkende bruine brij. Mesuur onderdrukte zijn innerlijke plezier en het resultaat van zijn durf en opstand. De baron maakte zich schrijlings uit de voeten en riep Mesuur wanhopig na dat hij dit zich nog zou beklagen. “Loopt schijten en zoekt iemand anders voor die strontjob” !, keelde Mesuur hem achterna. 
In gedachten verzonken keerde Messuur met paard en kar terug in de richting van het boerderijtje aan de pomp, gelukkig nog eigen goed van vader op zoon. Hij zou voortaan wel zonder de baron aan zijn geld geraken. Die dag werd ook de toekomst van zijn nageslacht beslist. Voortaan zouden zijn nakomelingen allen hun kost op hun eigen verdienen. Al zouden ze moeten zweten zoals in de bijbel aan Adam en Eva was voorspeld. Wat was er eigenlijk waar aan dat verhaal ? Was die God in dat verhaal niet ook een baron geweest die die mensen gewoon verjaagd had omdat ze eens een appeltje meer wilden van hem ? 
Mesuur was niet alleen met zijn verzet. Onder de Tsaren en zijn edelen zwichten miljoenen Russische boeren en de boeren van Napoleon in Frankrijk waren nog maar juist terug thuis of gesneuveld in één of andere oorlog tegen die arme Russische boeren of ander werkmensen uit één of ander Europees land. “Miljaarde, miljaarde,
wat een ellende, 't is goed geweest”, was zijn goeiendag toen hij de bijna vermolmde deur van zijn huisje opentrok en het huis met drekwalm vulde”.
“Zoniet eeh manneke, welke wesp heeft 'jouw' gebeten ? ('oech' zegden ze toen) “Normaal gezien ga je je toch altijd eerst wassen in het houten vat onder 't dak buiten”, zei zijn vrouw ietwat zorgelijk. 
 Mesuur vertelde zijn verhaal en voegde er voor vrouw Jeanneke en zoon Jozef aan toe, dat nadat de baron tussen de smurrie lag, hij de plaatselijke potentaat nog gevraagd had of “de mest nu wel dik genoeg lag”.
Het gezin zat er na het verhaal over de verzetsdaad van pa en de verbouwereerdheid van de rest van het gezin bij alsof iedereen al in spannig uitkeek naar wat hierop volgen zou. “Het heeft geen zin hier nog veel drukte om te maken”, zei pa Mesuur. Er is nog werk genoeg in de hof en met de beesten. In plaats van met de strond van een ander rond te zeulen ga ik voortaan met onze eigen groenten en fruit en wat gepekeld vlees en kippen en eieren naar 't stad met 't paard”. Jeanneke sloot zich aan bij de plantrekkerij van haar man en tot eenieders verbazing nam ze het woord op een wel heel erg besliste overkomende toon : “dat ze hun was en strijk op 't kasteel voortaan maar zelf doen...ik zal wel zien dat ge om de week op de marktdagen van de omtrek hier tomaten en patatten en bonen genoeg hebt om mee te nemen.” Ook Jozef had plannen : “ Als gij me dat stuk nat grond aan de Bemdbos geeft kan ik daar de klei uithalen om bakstenen te maken, ik heb dat al genoeg zien doen bij Camiel. Een paard om ze te vervoeren heb ik niet nodig, ze zullen van ver komen voor mijn bakstenen, let maar op. En daarbij, de Camiel dat is een plezante grote boer om voor te werken, die leent me zijn beste Brabants paard wel als dat nodig moest zijn. Ik kan op één van de putten die ik daar ga uithalen eenden kweken en kikkers, 't schijnt dat het schoon volk in 't stad die zelfs eet. Gedaan met slaven voor een ander ! Ik zal op tijd een deel stenen voor mijn eigen opzijzetten en me hoger op de Bemdbos een eigen boerderij bouwen. Die patatten dat daar staan die kunt ge op grond van Camiel zetten, hij heeft nog grond braak liggen die je kan pachten...de wurger van 't kasteel zal je pacht toch opzeggen.”
Er werd op de deur geklopt. De veldwachter al van 't kasteel gestuurd om te proberen Messuur schrik aan te jagen, mat zich een geweldige graad van overmoed aan om gewoon te komen zeggen dat de baron klacht indiende. Bij het tweede geneverke dat hij aangeboden kreeg liet hij zijn gestrengheid varen en omdat hij, zoals bijna iedereen in 't dorp, Mesuur altijd al als een heel behulpzaam en wijs mens had ervaren, verklapte hij de familie onder voorbehoud 'van te kunnen zwijgen' dat hij gestuurd was om die 'rebellen aan de pomp'(zo had de baron hun genoemd) eens goed schrik aan te jagen. “ Ook de adel begint schrik voor ons te krijgen”, zei Arthur de overwegend goedlachse veldwachter. “ De baron, die leest alle dagen gazettenpraat en hetgeen er allemaal in de wereld gebeurt, de dag van vandaag Mesuur jonge, ge zou er van verschieten. Een paar maand terug neep de baron ze nogal. Terwijl hij even buiten ging kijken naar zijn werkvolk en ik bij hem, ook burgemeester zijnde, op de facteur moest wachten voor een dringend stuk van de directie van 'binnenlandse zaken', las ik in één van zijn gazetten van 1844 begin juni, dat boze Silezische wevers hoger lonen eisten. Hun lonen werden voortdurend verlaagd door de dikke mannen ginder omdat die anders niet genoeg winst meer maakten sinds andere bedrijven met de mechanische weefstoel beginnen werken zijn. Die wevers hebben zich daar geörganiseerd en op één plaats hebben ze het huis en de fabriek van een eigenaar bezet toen die niet op hun eisen wou ingaan. Bij een andere
fabrikant kregen ze wel geld en spek, maar ondertussen had die eerste fabrikant zijn contacten in het leger al verwittigd. De één of andere doorgedraaide majoor liet op den duur heelder dorpen omsingelen en het vuur openen, waarbij elf man omkwamen.                         Er zouden daar meer dan 100 mensen meegenomen zijn. Goed dat het hier in 't dorp veelal kleine brave keuterboeren zijn of ik zou nogal gewetensproblemen krijgen als ik van hogerhand iets tegen mijn goesting moest doen. 
Jaren vergingen en Jozef kreeg op zijn boerderij ook een zoon, Frans die het dorp van de pomp en de baron verliet om zich in een naburig dorp met zijn ega te gaan vestigen. Als jonge gast maakte hij het in 1914 mee dat men in Europa ter wille van de centen miljoenen mensen de dood in joeg. Net een paar jaar te jong om te worden opgeroepen, de vlucht naar Nederland meegemaakt. Daar hoorde hij voor het eerst over de arbeidersbeweging die zich vruchteloos tegen die oorlog had verzet, over de tweede internationale en zo. Als boer was je daar allemaal zo niet bij betrokken. Ook hij maakte plannen om zich zelfstandig van een inkomen te voorzien en dat lukte aardig al kwam de recessie in de jaren dertig roet in het eten gooien. Zijn kinderen groeiden vóór de tweede wereldoorlog op in de filosfie van het om den brode harde werken.  Als onafhankelijk verzetsman, gewaardeerd door de verschillende strekkingen in het verzet, slaagde hij er in van werkweigeraars en piloten te verbergen en op de duur moest hij zichzelf verbergen nadat hij tijdelijk opgepakt was en zijn vrouw Lin in troggen (voederbakken) sliep nadat ze van lieden van het uiterst rechtse misantropendom der mensheid slaag gekregen had. Ook dat deel der geschiedenis overwonnen de afstammelingen van Mesuur.     
De oorlog ging voorbij. De zonen van Frans en Lin begonnen fruit te kweken en nationaal en internationaal te verhandelen en ook hun kinderen leerden werken en zich een toekomst maken. Remco, de zoon die op de ouderlijke boerderij bleef had weer ondermeer een zoon, Gust, de eerste die weer uit werken zou gaan, afhankelijk zijn van een inkomen.    Hij stelde zich vragen over de zin van de geschiedenis en nam de draad van zijn grootvader Frans in Nederland weer op om de gang van de wereld leren te interpreteren. Ook de geschiedenis van de filosofie moest hij daarvoor na zijn klassieke werkuren bestuderen. Het verband tussen praktijk en theorie leren doorgronden, op elk mogelijk terrein van het leven van mensen. Mensenkennis opdoen, gegevens leren verbinden, 'relier', religie...ging veel verder dan gewoon wat de godsdienst voor waar hield of wat de evangelisten vertelden. 
Gust dus, de  kleinzoon van Frans begon met schrijven over alles wat hem en de wereld bezig hield, met begrijpen ook waarom de meerderheid van de medemensen aan de diepten des levens op collectief en persoonlijk vlak,totaal of weinig boodschap had. 
Geen enkele literaire stijl liet hij onbenut. Simpel was hij bijwijlen niet, getuige daarvan het volgende fragmentje, een soort inleiding op het daaropvolgend filosofisch essay over het ontstaan van het leven en wat het verband met de dood zou kunnen zijn.  Waar dat de voorvaderen voor dit verhaal van daan kwamen ?  Een oom zocht het op en ik maakte er een verhaal over dat in de zestiende eeuw begint :  http://closertothesoulblogspot.com 
 Een collectieve inleiding, een samenvatting van de collectief sociaal-politieke voorgeschiedenis van de tijd die aan hem vooraf ging, vindt de lezer op :  http://users.skynet.be/octo/History/rode_kermis.doc   De individuele  voorgeschiedenis : 
voorwoord
 Toestanden zitten over het algemeen anders in mekaar dan er oppervlakkig over wordt geschreven en verteld.  Mensen zitten over het algemeen anders in mekaar dan ze van zichzelf denken.  Alleen ervaringen opdoen en leren observeren, luisteren en praten kan ons helpen.
 Onafhankelijkeid is alleen mogelijk als men het algemeen belang van de hele wereld op sociaal en ekologisch gebied vooropstelt en breekt met alle taktieken die daar tegenin gaan.  Feiten in een breder kader kunnen zetten, insinuaties ontkrachten, daar komt het op aan.  Pas dan kan krijgen een echt alternatief en de mogelijke wegen naar nieuwe, vooruitstrevende methoden om het sociale en ekologische te bevorderen een kans.  Dan krijgen ook de blauwe lijnen die onze persoonlijke relaties verbinden meer ruimte.  Als je alle kleurschakeringen van de rode lijnen die ons politieke en sociale leven verbinden onder de geschiedkundige loep neemt, merk je dat die aan een heroriëntering van hun programma en methoden toe zijn...willen ze niet nog eens terrein aan rechts en uiterstrechts verliezen.  
 
De ontmoeting van twee toekomstige ouders op Rhode Kermis
          Zoals elk ontmoeten geschiedde het kruisen hunner wegen enerzijds onder de door de wereldgeschiedenis geschapen voorwaarden én onder de begeleiding van de wetten van de aantrekkingskracht der wegen die zielen met mekaar omgaan doen.  
We schrijven juni-juli 1943.
Het was weer rond de tijd van de jaarlijkse kermis in het gehucht Rhode, waar, zoals in de andere gehuchten nog een meerderheid van de bevolking de kost met boeren verdiende.  De meeste boeren hadden een klein boerderijtje met een paar koeien en zo meer en verdienden, zelfs in oorlogstijd geen fortuinen, zoals al eens geschreven wordt.  Het gros van hen en hun afstammelingen zou na de wereldoorlog de rangen van de loonafhankelijken gaan vervoegen.  Een gehucht was toendertijd nog zoiets als een deelgemeente nu.  De tijd van vóór de TV, toen ieder dorp minstens twee cafees per gehucht telde.  Oorlogstijd, ook in België.  Toen reeds hadden sommige extreem rechtse Vlamingen het niet zo hoog op met twee gemeenschappen die erin slaagden één natie te vormen.  In de tweede grootste stad van Antwerpen orakelde rond die tijd een Vlaamse, toen noch 'Vlaamsche' priester tegen het voornamelijk als goddeloos afgeschilderde communisme.  Een man van God was hij duidelijk niet en hij moet nattigheid gevoeld hebben toen hij iets zei over "Vlaanderen sterf en verrijs weer".  Het Vlaanderen zoals hij dat zag was aan zijn doodsreutels begonnen...geen enkel gehucht, geen enkel dorp, géén regio, géén land kan alleen bestaan.   
 Na de ellende die de in soldatenpakken gestopte Duitse en Russische werkmensen in Stalingrad in januari hadden uitgestaan, betekende de slag bij Koersk het einde van de plannen van de naar de buitenwereld als arbeiderspartij gepresenteerde fanclub van de toenmalige Duitse wapenproducenten.  In Italië werd er een fascist die zich voor de misleiding van het volk eerst misleidend als 'socialist' probeerde te vermommen... opgehangen.  Had de bewapeningsekonomie aanvankelijk de Duitse werkgelegenheid driest vooruit geholpen, nu werd de recessie van de jaren dertig er ondermeer in de USA door opgelost.  Toppunt van debiliteit van zo'n wapenekonomiesysteem ,waren die lieden die in tijden van
naöorlogse werkloosheidspieken meenden iets als "ne goeien oorlog, dat hebben we vandoen" te moeten  uitkotsen.  Ze zijn wel goed bediend geweest in de jaren na de tweede wereldoorlog, met Vietnam voorop...dan zijn de zogezegde goddelozen en de zogezegde communisten veel braver geweest...maar dat wist ik als ongeboren zoon van mijn ouders op de kermis in Rode nog niet.  Het moet nogal een tijd geweest zijn, besef ik nu eens te meer in 2006, 62 jaar later als prille vijftiger.  Het oorlogsverzet kwam van gewetensvolle mensen zoals m'n grootouders die 'onwettelijk'-verklaarde personen een schuiloord boden.  Of ze nu gewoon wilden verder boeren en niet voor de oorlogsindustrie wilden werken of als overzees piloot uit zo goed als opgejaagd wild waren...geholpen werden ze.  Het was de tijd dat je moest kunnen zwijgen als een graf en hopen in het beste van binnenin de mens...en uit je doppen kijken dat je door geen enkele strekking van het verzet gedomineerd werd...of dat de collaboratie niets in de gaten kreeg.   Nu, nu we niet meer moeten zwijgen, zwijgen er tevelen en schrijven er te weinigen over al die streken in de wereld die nog een hel op aarde zijn...en waar m'n z'n leven nog waagt als men z'n nek voor een verbetering van toestanden uitsteekt.
 De toekomstige ouders hadden geen idee van de verschrikkingen die de oorlog hen nog zou brengen.  Ze zaten samen gezellig een pintje te drinken in een cafeetje.  
Zij was nog maar pas hersteld van een granaatscherf die haar dijbeenvlees vanboven had doorboord.  Hij was niet in 't leger gemoeten omdat hij, misschien ook ziek van al die oorlogsellende, dat jaar voor één van z'n longen vocht.  Met de foto's van zijn long in de hand slaagde zijn broer er in van zich aan de opeissingen van de bezetter te onttrekken.  Mijn ouders kwamen beide uit een ander dorp.  
Zijn dorp, waar een jaar later, net na de invasie van de gealliëerden in Frankrijk, iemand tegen de raad die m'n grootvader gewoonlijk aan het plaatselijk verzet gaf in, iemand uit de collaboratie van het leven benam; dit dorp zou het toneel worden van een vooraf geplande dramatische omsingeling.
Het Vlaamse brein achter die omsingeling zou later voor de CIA en nog andere buitenlandse diensten gaan werken.  Zijn uitlevering werd nooit bekomen.  Rechtse milieus zijn vaak zo verstrengeld dat ze onder een bezetting vaak én samenwerken met de bezetter én het verzet proberen orders te geven.   Alhoewel hij  nergens lid van was, leunde hij meer bij het linkse deel van het verzet aan...zoals zijn buurman waar de vergaderingen van de partizanen plaatsvonden.
   Het soort fascisme dat vóór de tweede wereldoorlog ontstond, vertrok van rijke hebzuchtige mensen die een deel middenklasse en een deel armere mensen meesleurden in hun haat die ze in mensonterende houdingen tegenover vreemdelingen en meer bepaald toen 'Joden', propageerden.  Het was voor hun de enige manier om het systeem dat niet zonder superwinsten draaien kan, in stand te houden.  Het soort fascisme dat nu de kop opsteekt in welvarender maatschappijen dan vroeger, is veel gevaarlijker...het kijkt niet afgunstig naar de rijken maar neerbuigend naar diegenen die uit de boot vallen.  Indien we er niet in slagen het blijven in te dijken, riskeren we ingekapseld te blijven in een uitbreiding van het oorlog denken van de dag van vandaag...het op voorhand aanvallen van Staten als dat de burgerij van andere Staten goed uitkomt.
 Mensen lijken soms verbonden in het lot te zijn. Diegenen die in de jaren veertig een jaar of vijftig waren en waar de vergaderingen van het verzet plaatsvonden bijvoorbeeld.  Twee van de drie verzetsmensen waarover ik het heb, ( derde ontsnapte), werden opgepakt en
respektievelijk in Breendonk en in Leuven weer vrijgelaten, wat na de oorlog leidde tot spekulaties over wat zij onder foltering al of niet hadden losgelaten, terwijl zij zelf het waren die na foltering en loslippigheid  vanwege hun voortrekkersrol aangehouden werden.  De repressailles op het dorp worden soms niet als wraak voor één bepaalde moord op een collaborateur uitgelegd, maar als een plan dat maanden op voorhand al klaarlag omdat men met de opkomst van de geallieerden in zicht alle sabotageacties van het verzet tegen de mogelijke terugtrekking van de bezettende troepen vóór wou zijn.  In Normandië had dit de bezetters al vele verliezen gekost...gedynamiteerde bruggen waarover men niet meer kon terugtrekken en zo in de val zat enzoverder.  In het boek met de visie al zou de represaille dus in een militaire strategie tot terugtrekking gepast hebben, dweilt men de vloer aan met de repressaille-theorie...waarom omsingelt men dan één dorp...omdat de verzetsmensen meer en meer uit de steden trokken en zich in de dorpen verborgen, stelt men.  Mensen die hun leven op het spel hebben gezet om het verzet te steunen waaronder de drie waarvan ik sprak, mijn grootvader ook, een mens wiens vrouw van de één of andere fasco-schurk slaag kreeg  en met een kind van haar in een naburig dorp ondergedoken in koetroggen(eetbakken) slapen moest terwijl hun andere kinderen elders ingegraven waren.   Ik speelde als jeugdige gast nog tolk voor één van de twee Engelse piloten die m'n grootvader bij hem thuis en in de buurt verborg.  Ze zijn beiden kunnen ontsnappen.  M'n vaders vader...een mens die voor en na de oorlog bij burenruzies geroepen werd om te bemiddelen, een mens die men bijhaalde om doden af te leggen, iemand die kon zwijgen als een graf en om zijn filosofische zwijgzaamheid bekend stond, iemand die een café met volksspelen had en die in allerhande amoureuse en andere perikkellen om raad gevraagd werd...iemand die het belang van zwijgen kende omdat wit én zwart soms samen in z'n  café zaten, zo iemand staat dan ergens in een boek met het woordje verraad geassocieerd.  Ironisch dat de aanleiding voor het feit dat iemand hem onder foltering aangaf een liefdesaffaire van iemand die hij verstopte was...hij die mensen naar mekaar toebracht als er kinderen werden verwacht...van wie ze ook waren trouwens.  
Als men geweten had dat hij ook piloten verborg dan had men die  zeker gaan zoeken.  
Er waren zoveel versteekplaatsen bij hem, tot onder de prei in de hof...ook voor werkweigeraars...dus heeft hij niets over die piloten gelost...wat zou hij dan meer hebben verteld dan de bezetter al niet maanden van tevoren via zijn infiltranten wist ?  Net als vele anderen heeft hij alleen mensen in nood willen helpen en was hij uiterst sceptisch tegenover ordewoorden van om 't even welke verzetsgroep of hun overkoepelingen.  Omdat de kennis van iemand uit zijn omgeving als hulp bij iemand van de bezetting werkte kwam hij vervroegd vrij, niet omdat hij de pagina's met namen van inwoners uit de gemeente zou ondertekend hebben.  Het zullen bijna alle namen van de gemeentebewoners geweest zijn, vermitst sommige van veertig pagina's spreken.  
Daar krijg je makkellijk duizend namen op...en zovelen waren het er toen niet.  Men vroeg aan alle aangehouden of men die of die kende, natuurlijk kende iedereen iedereen.  
Wie weet zette diegenen die bij Himmler en ga zo de ladder dan maar af, op een goed blaadje wilden komen niet gewoon een geweer tegen iemands hoofd als je dan niet tekende.
Na de oorlog werd hij telkens weer door de dorpsbewoners in de gemeenteraad herverkozen.
Als keizer en keizerin van de volksdansgroep dansten ze nog op de wereldtentoonstelling in Brussel.
Zijn zonen zouden later bewijzen op welke manier vrede hier op aarde mogelijk is.  Ze zouden hun leven lang het in de streek geoogste en in hun frigo's bewaarde en in de streekveilingen verzamelde fruit naar binnen-en buitenland verhandelen en voeren.
 
Analyses van wat er werkelijk gebeurde, mogen er niet toe leiden van al diegenen die aan het verzet deelnamen nu tegen mekaar op te zetten. Het zijn altijd diegenen aan de top die de kleine man gebruiken en doen marcheren...in de tijden van bewapening in de jaren dertig werden de vakbonden zelfs ingeschakeld om de bewapeningswedlopen mogelijk te maken, en niet alleen in Duitsland. Het volk had overal principiëel tegen zo'n dingen moeten zijn.  Net zoals men nu tegen de huidige bewapening zou moeten ageren, maar dan met een aktieplan dat door miljoenen betogers wereldwijd aan alle regeringen kan worden opgelegd.
 Een school anno ongeveer 1973.  
 In de les Frans heeft de leraar z'n dagje niet.  Hij is niet te spreken over de schriften die hij opvraagt.   Geen enkel schrift waar hij geen negatieve opmerking over maakt.  Tot hij bij de laatste bank komt.
Hij neemt men schrift en kijkt het na.  Geen wonder dat hij tevreden is, literatuur, in welke taal ook, interesseert mij en dan doe je er ook iets voor.  Zijn prijzende woorden gaan me wel iets te ver...ik begin me een beetje té voorgetrokken te voelen.  Geen nood, hier haalt m'n intuitie me wel uit.  Naast de datum moesten we in de kantlijn elke dag de initialen H.M.H. schrijven.  Waar die letters voor stonden, stondt voluit in grote letters geschreven boven het grote podium in de centrale zaal van de school :
'Hij moet heerschen' stond er.  Mij deed het een beetje denken aan hoe tijdens de oorlog sommigen de heilgroet maakten...dus vroeg ik de leraar Frans doodgemoedereerd of dat nu echt nodig was dat we dat elke dag moesten schrijven.
Hij barstte in een driftbui uit : "Dan is er eens ene wiens schrift in orde is en dan dit".
Hij stuurde me kwaad de klas uit en ik moest naar de perfekt van de school.
Ik deed daar m'n verhaal en nam de gelegenheid te baat om het over de grote kollektie aan koncentratiekampboeken van de in de oorlog bijna gedeporteerde man te hebben.
Destijds waren er velen lid van het koningsgezinde verzet geweest.  Een brede beweging met zowel een deel boeren als katholieke arbeiders die zich eigenlijk meestal onbewust richtte op het  autoritaire anti-parlementaire van de houding van de oorlogskoning.  Aan de touwtjes trokken lieden die in feite na de oorlog  een autoritair conservatief regime aan de macht wilden brengen.  De dupe van hun streven waren die gewone boeren en arbeiders en mensen uit andere lagen van de bevolking die de pers van hun 
beweging moesten helpen verspreiden of de collaborateurs hier en daar spaken in de wielen moesten steken.  Daar mochten ze dan ook niet te ver in gaan want de top van de koningsgezinde beweging wedde eigenlijk
op twee paarden.  Er was toen ook het onafhankelijkheidsfront waaronder de partizanen die heel aktief in 't verzet waren, soms te aktief...met nodeloos uitgelokte repressailles tot gevolg.  Ze vergaderden bij m'n opa's buurman, maar hij en zijn buurman waren er geen lid van, ze wilden echt neutraal blijven en gewoon piloten en werkweigeraars verstoppen.  Een boerderij waarvan vermoed werd dat men er via een kontakt hogerhand aan bepaalde opeissingen ontsnapt was werd daarom alleen al bijna overvallen.  Ten onrechte dachten misschien een paar mensen dat m'n opa en z'n buur er voor iets  tussen zaten.  Vandaar misschien de later verspreidde absurde beschuldigingen over de na een verhoor ondertekende pagina's met namen van dorpsbewoners...dat later in een paar boeken over het verzet heel onterrecht overgenomen werd.
 Ach,wat een ellende die oorlogen.  
 De recentste is altijd een gevolg van de vorige. Hadden de oorlogmoede arbeiders en soldaten in Duitsland op 't einde en na de eerste wereldoorlog hun revolutie in macht kunnen omzetten, dan hadden de paramilitairen nooit jaren later kunnen uitgroeien tot de stoottroepen waarvan het nazisme zich aanvankelijk  bedienen kon.    Als jongeman maakte m'n grootvader de eerste wereldoorlog mee, als vijftiger zat hij midden de tweede...en eigenlijk wou hij gewoon boeren en z'n produkten verhandelen, een goed mens tussen mensen zijn, iets wat de meeste onder ons toch willen.  Die 'vrede' heeft hij dus serieus onderuitgehaald gezien.  
 In 't onderwijs dat ik genoot, werden oorlogen altijd alleen gezien als iets van 'goeien' en 'slechten', niet als het resultaat van sociale spanningen.  Een Staat die een andere aanvalt, dat deugd natuurlijk niet...maar dat heeft toch meer te maken met het ongebreideld winstbejag van de top van de bezittende klasse in die Staat dan met de zogezegde 'slechte' mensen die de aanvallende Staat bewonen zouden.  Als de eigen pers en het onderwijs dan nog in het teken staan van de verheerlijking van 'het eigen volk' in plaats van van het humanisme...kan het in een land natuurlijk vlugger mislopen.
 Generatie na generatie proberen ouderen hun ervaringen rond alles wat scheef loopt en beter kan, door te geven.  Wat de niet-zakelijke relaties tussen mensen betreft, is dat al een hele dobber soms...het gaat makkelijker zodra je snapt dat we met z'n allen samen in een soort groeiproces naar onszelf leren uiten zitten.     Vaak durven we ons niet uiten en moeten we de dominantie van enkele mensen rondom ons leren doorbreken, door die dominantie eerst en vooral in vraag te stellen.  Zo is het ook met sociale en politieke relaties...ofwel zit je in een regime of een bedrijf waarvan je de hierarchie erkend omdat je er wel bij vaart, ofwel val je uit de boot en moet je daar iets aan doen...niet zoals zovelen door de rechterzijde van het politieke spektrum te versterken (hoe rechtser hoe meer pro- topklasse en egogerichter), maar door tot een aangepaste analyse van het linkse politieke veld te komen.
Probleem bij uitstuk is dat de wereld een eenheid is en alle toestanden mekaar op korte of lange termijn beïnvloeden.  Zo komt het dat ook diegenen die niet uit de welvaartsboot vallen zich moeten interesseren voor hen die het niet voor de wind gaat.
Hoe kan je zoiets aktief en geörganiseerd doen ?  Door wat je niet zint aan te klagen.
Je moet eerst wél weten of hetgeen je als 'onzinnig' aanklacht of dat  voor de meesten wel 'onzinnig' is.  Het kan in de jeugdbeweging, in boerenmiddens, in je straat of
bedrijf of waar dan ook.  Zo raken de meest gewone, ongevaarlijke ongemakken opgelost.
Gewoonlijk is het zo dat, omdat we niet over onze eigen voordelen heen kunnen kijken we niet voldoende solidariteit met anderen ontwikkellen kunnen.  Als we de armoede wereldwijd kunnen uitschakelen door de leidende ekonomische en de politieke toplaag te dwingen van van hun ekonomisch en bijgevolg militair oorlogsdenken af te stappen...kunnen we alle toekomstige soorten oorlogen verhinderen.
In een op kennis en geluk gerichtte wereld waar niet naar ongebreidelde welvaart wordt gestreefd, maar waar we het met z'n allen goed hebben en niet als overstresste loonslaven door het leven moeten gaan, zal er meer tijd voor  'inzicht'  in onszelf en de wereld, inzicht tussen  mensen dus, komen.  Geen enkele 'toplaag' kan het zich veroorloven een oorlog te beginnen als hun 'onderdanen' als protest daartegen het werk neerleggen.  Het miljoenenprotest tegen de 21ste-eeuwse oorlog in Irak, internationaal werd er betoogd, hield de oorlog niet tegen. Van wandelingen hebben de toplagen geen schrik.   Alleen algemene stakingen tot de oorlogsplannen van het aanvallend land zouden worden ingetrokken geweest zijn, hadden die oorlog kunnen stoppen. 
In hoeverre kunnen partijen en bonden achter deze stellingnamen gebracht worden ?  Door druk van hun leden zijn er openingen naar stellingnamen en aktie mogelijk.
Als de toplaag niet wil plooien, zullen we ze zelf moeten vervangen.
 In de tijd dat ik noch bij de landelijke jeugdbeweging was, betoogden we tegen de nieuwe straaljagers van het leger, tegen de achteruitgang van de kleine boeren, tegen de aanleg van teveel snelwegen, tegen te grote gemeenten, tegen jeugwerkloosheid, tegen onderontwikkeling en tegen oorlog.  Waar we dus vóór waren, was vrij duidelijk...toch konden we het nooit in één programma naar buitenuit toe promoten.  
Er waren natuurlijk toen ook al die partijen en partijtjes waarvan de inhoudelijke kwaliteit van hun werk en programma niet rechtstreeks aan  het aantal leden dat ze hadden of aan hun stemmenaantal, af te meten was.  Ofwel verzekerden ze de grootste bezitters van de ekonomie een veel te overdreven deel van de koek, ofwel eisten ze voor de producenten aan de basis zelf een deel waardoor ze niet meer 'concurrentiëel' zouden zijn.  Niemand eistte een wereldwijd produktiesysteem dat onder dezelfde loonsvoorwaarden produceren moest.  Het iedereen tegen mekaar opzetten bleef en blijft zolang ik al leef de stelregel.
Uit schrik voor de verkiezingen bespaart men ook al heel die tijd vooral op de inkomsten van zij die het al niet te breed hebben...toch weer een groeiende minderheid, zelfs in onze welvarende kontreien dezer dagen.  
 Zo'n vijfentwintig jaar geleden schreef ik een tekst om naar aanleiding van een mikrogebeurtenis, namelijk gemeenteraadsverkiezingen de mensen meer bewust te maken van hun makro-omgeving. 
  "De uitdrukking 'vandaag is de eerste dag waarmee de toekomst begint', geldt zeker voor dagen waarop verkiezingen, voornamelijk 'parlementaire' dan, gehouden worden.  Teneinde deze bewering te staven,  nodig ik U uit om met het geschreven woord als contactmiddel eens even na te denken over de maatschappij waarin we leven.  Welke zijn de algemene
grondbeginselen van een goed funktionerende samenleving ?  
De fundamenten die we voor een voor iedereen goed funktionerend systeem nodig hebben, zijn rechtvaardigheid en menselijkheid.  Daarom moeten we reeds op gemeentelijk vlak de juiste standpunten innemen, teneinde ze op een hoger nivo te kunnen doordrukken.  We zouden moeten komen tot een maatschappij die de ontplooiingsmogelijkheden van de mens niet beknot.  Zowel als iedereen (na een lange onvoltooide strijd) recht heeft op voeding,kleding, huisvesting,energie, communikatie, transport... zo zou ook iedereen moeten kunnen genieten van goed onderwijs, zinvol werk en creatieve ontspanning om onszelf te ontplooien.  Er moet NU iets veranderen in onze betrokkenheid tot de vraagstukken die ons hede ten dage confronteren.
Anders zullen we het in het jaar 2000 nog altijd vanzelfsprekend vinden dat 1/5 van de Westerse wereld werkloos zal zijn of nepjobs zal hebben en dat 1/3 van de wereldbevolking ondervoed of werkloos zal zijn."
 "Het politiek klimaat om hogervermelde gedachten te verwezenlijken mag  :
-niet nationalistisch gericht zijn : dit omdat een overdreven  Vlaamse, Waalse, Brusselse, Belgische...houding tot doelbewuste diskriminaties leidt.  Indelingen volgens taal, ras, land, streek, geloof, (of ook nog oud, jong, man, vrouw...)zijn alleen maar bedoeld om de mensen opzettelijk verdeeld te houden ten gunste van abstrakte idealen of in het voordeel van de toplaag van de politieke en ekonomische wereld.
Telkens de sociaal-demokratie verrechtst, verrechtst ook zijn kiezerspubliek.
-Het politiek klimaat mag ook niet totalitair kollektivistisch zijn : omdat de individuele mens soepel de kans moet krijgen om via kleinschalige initiatieven ook zijn ekonomische inbreng te doen." .
Wat bijna drie decennia en een privatiseringsgolf later nog steeds niet uitsluit dat de grote ekonomische sektoren ten gunste van het algemeen belang zouden moeten worden beheerd...geen massaontslagen om het aandeel op één dag 10percent te zien stijgen,...de opbrengst van de grondstoffen zou ten gunste van het sociale gebruikt moeten worden, een systeem van faire belastingen zou moeten worden ingesteld...allemaal dingen waar de sociaal-demokratie zich van verwijdert terwijl ze zich aan de neo-liberale globalisatie aanpast en de linkerzijde een antwoord zoekt.
-"Het politiek klimaat mag dus ook niet-liberalistisch gericht zijn : omdat een ongekontroleerde wildgroeiconcurrentie op termijn altijd tot een ekonomische en sociale puinhoop leidt, wat de wereldekonomie maar blijft bewijzen.
-Het politieke denken mag ok niet eenzijdig konfessioneel gericht zijn, omdat godsdienst een individuele zaak is die maar al te vaak voor politieke doeleinden misbruikt wordt". 'Konfessionele middens worden ook vaak door het rechtse en natioalistische denken beïnvloed. Ook via de filosofie en de wetenschap is het bestaan van hogere waarden of het eeuwigheidsbeginsel aantoonbaar, zou ik er nu, 25 jaar later kunnen aantoevoegen...wat ik door menig essay al schriftelijk proberen aantonen heb  
"Daarom zou men, indien men met zichzelf en met zijn gemeenschap eerlijk wil blijven, zich best niet bewegen in partijen die zich nationalistisch en neoliberaal oriënteren".
 "De meeste mensen hebben geen interesse voor politiek.  Eigenlijk wil iedereen eenvoudige en gelijkvormige regelingen.  We zitten gevangen in het steeds met minder mensen meer produceren- systeem dat uiteindelijk tot ekonomische oorlogsvoering leidt, tot steeds meer stress en naijver.  Anderen worden dan weer verplicht zich te vervelen of kunnen geen gezin starten of onderhouden.  De techniek zou ten dienste van de mensen moeten staan...dan is pas echte vrijheid en vooruitgang mogelijk".
 "De werknemers, de kleine middenstander en de boeren en migranten zijn al jaren de dupe van ons falend grootkapitalistisch systeem...in of buiten ons land.
Indien men de regels van het systeem mondiaal aan het Europees sociale zekerheidssysteem zou aanpassen en overal dezelfde lonen voor hetzelfde werk zou betalen, zou een eerste belangrijke stap naar armoedebestrijding en het voorkomen van oorlogen genomen zijn.  Indien men dan ook nog wereldwijd per soort van goederen alle aandelen in één groep zou integreren, zouden er veel onnodige spekulatie en absurde concurrentieoorlogen overbodig worden.  Zo zou iedereen in een funktionele in plaats van een spekulatieve ekonomie tewerkgesteld kunnen worden...het spekulatieve aspekt van de wet van vraag en aanbod zou net als alle andere wildwassen van het liberalisme door een gepast internationaal overheidsingrijpen worden uitgeschakeld".
 
Zin
 Ik wandel naar de Notenberg. Enorme rust.
De rust zet zich op me over.  Geen onrust vanwege politieke situaties.  Geen gedoe om emotionele negativiteit.  Geen verstrikking in overreageren van anderen.  
Geen lichamelijke noden.  Geen praktisch te regelen dingen.  Toch zullen ze terugkomen.  Dan pas zal ik ze weer aanpakken...weer op een rechtstreekse manier tussen mensen.  Dit is de onrechtstreekse dus.  Alleen door je soms niet teveel zorgen te maken raak je aan de meeste problemen uit.  
 Als je iets wil weten is het soms beter het niet te weten want je moet altijd de ervaringen door die je het doen begrijpen...en dat kan aanvankelijk serieus tegenvallen.
 Oorlogen blijven maar voortduren, niet alleen omwille van ekonomische tegenstellingen en machtsverhoudingen, maar ook omwille van filosofisch achterhaalde tegenstellingen over het ontstaan en vergaan van alles.  Het woord 'religie' leidt nog al te vaak tot een verrechtsing van het politieke denken.  Daarom dat ik met een aantal tussenstappen via andere teksten uiteindelijk de volgende filosofische uitgangspunten ontwikkelde.
 

Er zijn geen foto's van. 
Alleen beelden en herinneringen in onze hoofden.
Waarden waaraan we hechten.
Omdat alles een zin en een bedoeling had en heeft.
Omdat alles altijd is zoals het op een bepaald moment kan zijn.
 
 Ongeveer 1943.  Een slanke zwartharige jongeman rijdt per zware fiets met petrollamp doorheen veldwegen van zijn dorp naar het dorp van zijn blonde lief een fietsuur verder.
Zijn dorp zou een jaar later omsingeld worden door meestal collaborateurs en nazifascisten die een dorp van weduwen zouden achterlaten.  Een verdwaald stukje van een soort bom zou haar raken.
Hij had met zijn broers ook bij Cockerill in Seraing geen werk gevonden, maar wilde naar Kongo emigreren met zijn, na de werkuren op het landbouwersbedrijf van zijn vader behaalde diploma in exotische landbouw.  Zij had hem overal ter wereld willen volgen.
 Toch kozen ze na een zestal jaar verkering voor het fruitkweken en het verhandelen van hun produkten en die van andere boeren.  De uit Engeland overgewaaide laagstamplantages vervingen de hoogstam, de veestapel van hun ouders maakte meer plaats voor handel.  De kar met paard naar de markt in Leuven;( wie kan het zich nu nog inbeelden), werd op een dag vervangen door een automobiel waar nog een stuk hout in het chasis verwerkt was.  Dan kochten ze samen met hun broer en schoonbroer  een Magiruskamion waarmee ze een plaats op de binnenlandse markten van Mechelen veroverden.  Begin jaren zestig was het dan tijd voor de handel met het land dat door de mensen van voor hun generatie nog 'Pruisen' genoemd werd.
Die' Pruisissche' mensen hun grote politiekers hadden een deel van hun volk al tweemaal op de rest van Europa afgestuurd, maar ons pa en ma en compagnie bewezen dat het beter is met fruit naar ergens te gaan dan met wapens.
 We weten het nog goed.  Ons ma vanaf juni alle dagen om vijf uur op om de meer dan honderd famillies boeren en mensen die na en voor hun werk iets wilden bijverdienen te ontvangen; hun aardbeienleveringen volgens categorieen in boekjes met carbon te noteren. Sommige leveringen met extra punten 'sterretjes', andere daarom niet minderwaardig.  De oogst stopte niet voor oktober door was en het leveren ging de hele winter door toen zijzelf en andere fruitkwekers hun frigo's begonnen bouwen.
Eén kamion per dag bleek in de piekmaanden niet meer genoeg om alles naar binnen -en buitenland verscheept te krijgen.  De aardbeien waren nog niet af of de rode bessen kwamen er al aan.  Stekelbessen en kersen kondigden dan het hoogtepunt van de zomer aan.  Dan staken de eerste vroege appelsoorten hun kop steeds duidelijker op, de James Grieve, Stark, de Tydeman en dan de pruimen en de Cox Orange ; de zure Jac le Bel , de Golden; de Boscop en de Winterbanan en de tien soorten peren en de annekdotes over de oude stencilmachine voor de etiketten, waarover ik het wel een andere keer zal hebben.  Kortom, iedereen was altijd bezig, iets dat ook onze pa in zijn latere leven zo moeilijk afgeleerd kreeg; omdat , als hij niet op de baan of de veiling of thuis tussen de kisten of papieren zat; hij ook nog op allerlei mogelijke manieren tussen de bomen en zelfs tussen de ‘koei en de schapen’ van de oudjes in Stok te vinden was.  We moesten wel keihard leren werken, anders had hij het misschien niet overleefd.  Naarmate het bedrijf groeide nam hij een aantal mensen in dienst.  Mensen waar ik ooit al  eens iets over geschreven heb ; Frans en Tuur mijnwerkers die blij waren boven de grond te kunnen werken, Hagelandse plattelandsvrouwen
als Clemence en Sieke en anderen, of de jongste van 'Louis van Sisses.' Jarenlang waren zij als famillie aan huis en de middagmaaltijden waren dan altijd een vrolijke bedoening.  Eerst maakte ons grootmoe 'Lin' nog het eten, toen ze vier jaar ziek was deed ons ma dat er ook nog maar weer bij.  Het was niet alleen een bedrijf waarvan de bedrijfleiders moesten zorgen driemaal per week op de binnenlandse groothandelsmarkt te staan met eigen en geleverd of op veilingen gekocht fruit; er moesten niet alleen een aantal eigen plantages worden onderhouden en in het hoogseizoen tot zesmaal per dag naar het buitenland gereden...ook de oudere generatie van de famillie werd de laatste jaren van hun leven waardig naar hun aardse einde begeleid.   Ons ma heeft zoals wij wel ver alle stielen gedaan.  Had ze zoals  haar oudste kleindochter met de auto leren leren rijden, dan hadden we het haar  misschien wel niet kwalijk genomen dat we ze nooit meer hadden weergezien.  Maar ja, iedereen moet zijn eigen uitdagingen aannemen …en iedereen maakt voor zijn eigen op tijd de balans ervan op.
          ‘Waar is de tijd naartoe’ zegt men zo dikwijls, is hij niet gewoon samengebald in dit materiele en genetische heden ?  De houten onderleggers voor de honderden aardbeienkistenstapels die dagelijks met steekkarren tot bij de kamions werden gebracht en dan met de hand geladen werden.  Ik was nog jong en stak meer keren drie en vier dan twee kisten tegelijk omhoog. ‘’Ge gaat uw ‘was’ breken’’; zeiden Tuur en Frans van Schunnebroek me altijd.   Later reden we met de karren de nu tot invalidenlift omgebouwde laadbrug omhoog tot op laadbakhoogte. In Mechelen trokken we tussen de rook van de diesels om vier uur  ’s morgens al karren met twintig kisten peren van twintig kilo naar de kamions van Lemaire uit Bastogne en Hostin uit Virton en ‘diehe anti-takscontroleurs’ gezinde roodblozende dikke Marcel uit Arlon of gewoon  de Frans van Boortmeerbeek.   In Keulen bij Birkenheimer, in  Dusseldorf bij Wittenberg, in Duisburg bij frau Hoffman, in Koblenz tot in ergens een Daffabriek toen de kamion in pan viel, overal kwamen we dezelfde mensen als hier tegen…ze zeggen en doen het gewoon op een andere manier, maar het gaat om hetzelfde.  Over het enige echte theater dat het werkelijke leven is.
Ondertussen en tegelijk werden er boomgaarden gesnoeid en gerooid; snoeihout bijeengekeerd en met een soort vorkmachine zonder naam uit de rijen gestoten en opgestookt.
Na de winters wanneer het nieuwe leven op de takken weer uitbrak; moest er weer gemaaid en gesproeid worden want de klant wilde ‘mooi’ fruit zonder ‘plekken’ en maakte een onderscheid tussen dik en klein fruit.  Het was eerst in de tijd van onze jongste zus en haar man dat onze pa met Onze-Lieve-Heersbeestjes en zo begon te experimenteren; dik tegen de goesting van de chemieindustrie en onder toezicht van een juffrouw vh ministerie van tuinbouw geloof ik, maar daarvoor zal ik weer eens op ons ma haar langetermijngeheugen voor mensen en families moeten beroep doen. 
Zijn broer en neef, ontlastte onze pa meer en meer als camioneur en de introduktie van clark en paletten maakte handlangers zoals ondermeer  ik of mijn neven die meereisden om alles met de hand te laden en te lossen meer en meer overbodig. Merkwaardig was wel, dat alhoewel er in de frigo's niet meer zo met de hand moest gestapeld worden, het aantal werkuren wegens de voortdurende schaalvergroting niet daalde.  Machines om zes kisten appellen driemaal op zes andere kisten te zetten werden vervangen door de clark; waar zelf al een apart hoofdstuk over te schrijven valt; kamions werden groter, traktoren verouderd of versleten…zoals onzen eerste die we nog moesten ingangpompen.  We mogen echt dankbaar zijn, denk ik soms dat we in een tijd tussen
het oude en nieuwe zijn opgebracht…omdat je alles verschillende facetten van het leven dan misschien beter naar waarde kunt schatten. Maar misschien is deze tijd dan ook weer een overgang .
 Al van in de tijd dat m'n oudste zus nog naar school ging en de mensen zondagsvoormiddag's aanschoven om het geld voor  hun fruit af te halen; sprong zij in de boekhouding bij...tot en met het behalen van een avondschooldiplom A1.  
Ook haar man sprong haar zo nodig bij.
Waren wij allemaal kontent dat wij met al die paperassen niet moesten bezig zijn.
 Naarmate de groothandelsdistributie meer en meer door de grootwarenhuizen zelf opgeslorpt werd en de ketens zelf hun fruit op de veilingen kochten en men in Duitsland meer eigen fruit ging telen verschoven ook de verhoudingen op de markten.
Kinderen trouwden en bouwden toen door allerlei ekonomische  en subjektieve omstandigheden  meer dan nu en gingen hun eigen weg, met of zonder mekaar doorheen het zich wijzigende landschap van de wereld met z'n oude en nieuwe opvattingen . Het is nu weer aan de  zes kleinkinderen om uit de ervaringen van de vorige generaties de te leren en hun eigen weg te gaan.
 Ondermeer de samenhorigheid van de jarige bejaarden mag hier model voor staan. 
   Laat ons met al onze moderniteit het hoofdstuk dat aan de kleinkinderen voorafging nooit vergeten…dat kan zelfs niet denk ik, want we zullen er de rest van onze levens nog op tal van manieren aan terugdenken.    Geen wet, geen afscheid, geen afstand, geen dood kan ons scheiden.  Laat de machine de mens maar voor een stuk vervangen, hem als mens vervangen kan 'het', de 'machine', toch niet.  Laat ons het werk dat we doen, niet alleen doen voor het geld, maar omdat we het graag doen...zoals alle personen waarover ik sprak , en anderen...het graag deden. 
 Laat ons de mensen die we graag hebben in al hun onvolmaaktheid waarderen...want alleen in het dagelijkse leven als geheel; tesamen zijn we volmaakt. Of je nu bomasoep maakt of als oude wijze man, ondanks je lichamelijke beperkingen het zachte in jezelf nog kunt uitstralen.  Of je fruit kweekt of de jongeren laat sporten of alle soorten jobs aankan of auto’s herstelt of programma’s schrijft.  Of je mensen gezond wil leren eten  of het half land van koelte of warmte voorziet en in je vrije tijd bouwt .  Of je telefoonnummers van waar dan ook opzoekt of denkt te moeten schrijven.  Of je nu  studeert en je ouders en mensen in een kliniek of een school helpt... . Laat ons niet oordelen over anderen, maar ons verwonderen over anderen en de wegen die zij bewandelen.  De ene heeft zijn vrouw of man of werk nodig, de andere kan niet zonder filosoferen over werkelijk alles.  
 Zijn we niet allen moedige nakomelingen,   schepselen van de eeuwige kracht van het goede...die we op allerlei verschillende manieren proberen doorgeven tegen al het negatieve in.   Zoals de jubilarissen van vandaag dat nog altijd doen.  
Gesteund, zoals ze dat verdienen door ondermeer diegenen waar we vandaaag weer te gast zijn.  Octo.  Naast z’n vorig en huidige beroep ook  filosoof, advocaat vd werkende mens, kunstenaar,  maar ook zoon, broer, schoonbroer,ex, vader, vriend enz... .
Niet iedereen legt het leven in veel woorden uit.  Gelukkig maar.
Het gaat om de daden,gevoelens en gedachten ,de levens die zijn en worden geleefd.
Wij zijn een puzzel van iedereen die doorheen generaties heen tijdloos door werd gegeven.  Zelfs wijzelf weten niet altijd waarom.
 De Lijkstoet
 Vanachter de ruiten van de kleuterklas , zag de knaap een door een paard getrokken lijkwagen voor het schooltjesspeelplein richting kerkhof voorbijtrekken.  
Een groep donkergeklede volgers bengelde d’erachteraan.
Als je op de tippen van je teentjes stond ,kon je zien dat de kist open gelaten was. 
Die opgestreken gordijnachtige witte zoom van de zwarte kist…het leek alsof de onzichtbare dode in een rijdend bed zou liggen.
Zou men de kist dichtschroeven, zodat de vijzen zich in stilte in het hout zouden eten of zou men de nagels voor de dekplaat van de kist gewoon met luidruchtig hamergeweld door het hout rammen ?   
Hij probeerde zich zo'n tafereel voor te stellen.
 Voorstellingsvermogen en fantasie had hij genoeg.  Hij groeide immers op temidden van alle mogelijke dingen en wezens die boeren, fruitkwekers en handelaars toen nodig hadden om uit de voeten te kunnen.
Hij had zelf immers al geprobeerd van zijn eerste nagel in hout te doen verzinken.  Hij had zelf al dode dieren  in dozen begraven.  Hij vond zijn al dan niet gevederde vrienden toch liefst nadat de wormen al hun werk al helemaal hadden gedaan…en half werk deden die in de rotstinkende wereld vretende minihyena’s niet.  Naarwaar die griezelige wriemelaars achteraf verdwenen was hem een raadsel.  Als ze uit eieren van vliegen tevoorschijn kwamen, zouden ze stukken van afgestorven levende materie door de lucht laten zoemen misschien.
Hij nam tijdens mijn éénmansuitvaarten dan kort eerbiedwaardig afscheid van iets van hen dat er toch al niet meer in was, maar alleen nog maar even in hem leek voort te bestaan om vijf minuten later ;  op enkele uitzonderingen na tot op de dag van dit schrijven ; ergens in z’n hersencelarchieven te blijven rusten.
 Als kind kijk je nog vanop een grote afstand naar wat er in de grote mensenwereld gebeurt,  je kent nog niet het detail van de belangen en rivaliteiten die zich achter alles en iedereen verschuilen.
Men probeert je zo vroeg mogelijk te leren werken en voed je op met allerhande gangbare spijzen voor de buik en het hoofd.   
 
 De ronde karamel
 Beginjaren zesde decenium, einde tweede millenium, winter.
De achtjarige knaap rijdt met z'n zelfgeverfde oude kinderfiets richting kerk.  In z'n mond een ronde bol, (of was 't een karamel ?), die hij van zijn grootmoeder kreeg. 
Een warmmollige vrolijke vrouw die hem al eens spek met eieren maakte omdat hij altijd zo vroeg voor die mis opmoest.
Op hoogte gekomen van het stuk weiland waar hij een vijftiental jaren later een huis zou zetten; zakte de bol zomaar in z'n keelgat, maar het verkeerde misschien.  Dapper bleef hij doormalen, het weiland waar hij vele jaren later nog in andere soorten van ademnood zou komen, liet hij achter zich, de kerk kwam in 't zicht.
 Vijf minuten later zat ie de mis te dienen.  Ergens bleef die bol hangen en iets begon meer en meer te klemmen.  Hij kreeg het warmer en warmer en moest juist rinkelen met zo'n kerkelijk ringedingdinges voor d'een of d'ander mystiek gebeuren...toen hij overal sterretjes zag.  Het volgend ogenblik was men hem water aan 't laten drinken in de aankleedruimte van de kerk.  Zo'n aankleedruimte had een aparte naam en klonk als 'sakrestijn'...een soort in onbruik geraakt woord.  De knaap wist het nog niet; maar zou zijn leven wijden aan alles wat niet in een soort vergeetput verdwijnen mag.  Bepaald geen makkelijke taak als je geboren bent in het midden van de eeuw waarin nog nooit op zo'n korte tijd zoveel veranderde.  Dat houten sorteerbakken voor patatten of koeistallen voor vier beesten verdwenen, bleek niet tegen te houden, maar niet onoverkomelijk, want wie de grootschalige landbouw maar niks vond, kon het nog altijd kleiner proberen als hij of zij tenminste veel van al dat moderne ontberen kon.  Goeie gewoonten planten zichzelf toch voort, zelfs als daar eerst dertig jaar antibiotikakuren en hormonengespuit op dieren moet tussenliggen.
 Wat was er dan uit dat verleden dat de knaap wilde redden voor de toekomst en waarmee hij het heden wilde begrijpen ?
 De knaap was niet alleen geinteresseerd in wat men nu eigenlijk met 'god' bedoelde of waarom er in z'n geboortedorp zoveel oorlogsweduwen waren, maar ook in simpele uitspraken van grote mensen, woorden en situaties die hij niet begreep.  Bijvoorbeeld dat verhaal over die bepaalde voor hem onbekende familie waar de man z'n vrouw verbood van met blote armen rond te lopen.  Hij was nog maar een knaap, maar toch zou hij dat alles eens op een dag grondig uitgespit hebben; want als je als kind echt iets diep van binnen wenst, heb je meer kans dat zo'n wensen scheuten krijgen, dan wanneer je jezelf door omstandigheden daar te oud voor voelt.  Dat hij om pijn en dergelijke te begrijpen zelf de pijn in moest wist hij toen (spijtig genoeg?) nog niet.  In hoeverre waren dingen die gebeuren onontbeerlijk en afwendbaar ?
 
De wijsheid in pacht, zonder erover hebben nagedacht
 Even terug naar de kleutertijd.  Sommige mensen kunnen liegen en bedriegen alsof ze gewoon een bijrolletje in een gangsterfilm spelen.  Onze knaap, niet.  Hij vatte het leven heel ernstig op.  Het leven was immers een geschenk.  Iets dat je van God en je ouders en zo verder gekregen had.
Iets vol geheimen en dingen die je diende te eerbiedigen.  Iets dat niet zomaar vanzelf kwam, maar waarvoor men zich op alle mogelijke manieren inzetten moest.  Ook iets dat bij gebrek aan goede wil, via een straf, naargelang het vergrijp...'bijgestuurd' werd.
 Al van toen hij de eerste keer de borst kreeg, was het voor iedereen, behalve hemzelf, duidelijk welke levensfilosofie hij aannemen zou : 'het leven was er, het werd je aangeboden...alles wat je nog hoefde te doen...was je goede wil te laten zien...én te zuigen.  Zoals
ook de vrouw het zaad van de man opzuigt om vrucht te kunnen dragen.
Zijn karakter ontwikkelde zich in de richting van teveel goede wil en te grote stoute schoenen.  Hij ontdekte  dat er naast melk  nog andere dingen in het leven waren. Al van in z'n kleutertijd werd hij door het katholieke kerkapparaat opgemerkt en uitgepikt om een belangrijke rol in allerlei rituelen te gaan spelen.  Het was een hele struisgebouwde non met sandalen; maat 45 (?), die hem 'ontdekte'.  De dag na de nacht dat Sinterklaas was langsgeweest wou hij maar wat graag Indiaan zijn.  Dat trok hem aan.  Hij tooide zich met de verenkroon die de man met de witte baard waarschijnlijk via een inzamelingsaktie van d'een of d'andere soort paters buitgemaakt, of minder avontuurlijk gezegd, 'opgehaald' had; en begon in het kleuterklasje rond te hollen.  Kreten jubelend op z'n Indiaans; à la cowboyfilms van op de TV bij de overburen, de famillie Oversteens, die als eersten in het dorp een beeldhuis hadden.  Niet dat tabaksgigant Belgatabak veel betaalde, maar André had na zijn uren ook nog 'poten aan zijn lijf' en een thuiswerkende vrouw in die specifiek kleinschalige tuinbouw van vooral toen.
Op het platteland kan dat tellen (en telen).   Maar terug naar de knaap dus.
Door toedoen van de overgrote dosis energie die hem toen al kenmerkte, kwakte dus de mooiste vaas aan van de kleuterklas aan diggelen.
Hij zou geweten hebben dat het zijn fout wel weer eens was.  De non, met de mannelijk aandoende naam, die anders zo lief lachen kon, trapte verwoed in de richting van zijn kleuterkont.  Hij rende voor z'n leven.  
Kon hij het helpen dat dat in 't zwart ingekapselde mens de kleuterstoeltjes zo dicht bij de kasten met breekbare dingen erop zette ?
Ja : "vooruit gij 'zen duvel', kom hier kleine rappe pallieter...wanneer ga je nu eens leren stilzitten...onbeschofte zoon van ne marchanderende fruitboer".  Had hij toen twintig jaar ouder geweest, dan had hij misschien het volgende geantwoord : "Hoe is het mogelijk dat de opvoeding van kinderen toevertrouwd wordt aan vrouwen die er geen willen krijgen".  Of nee, dat zou hij dan alleen maar gedacht hebben, want zo'n uitspraak zou het meer verdienstelijke werk van veel van die vrouwen onrecht hebben aangedaan.
 Al van toen af, lag zijn lot al vast.  Deze rebel moest misdienaar worden.  De zuster met de aartsengelachtige naam gaaf de beslissende tip aan haar platonische liefde, eerwaarde heer Norbert; pas 'ingehaald' priester van de nieuwe lichting in zwarte maatpakken geklede zieleoversten, die de oude lichting zwartrokken kwam vervangen.  Hun filosofie was er geen van 'geniet maar van het leven'...alhoewel dat henzelf toch wel duidelijk lag.  Geen gezinszorgen, een vast inkomen.  Aftrekbare posten zoals wijn en werksters misschien ?  Hun ingesteldheid was er eentje die duidelijk verried dat zij dachten dat zij alles beter wisten.  Velen geloofden dat.  De knaap aanvankelijk ook.  Bezorgde de Roomse kerk onder de vleugels van de jonge dynamische managers Aartsengelnon en Norbert hem niet zijn eerste inkomen : een deeltje van het kleingeld dat bij de enkele trouwpartijen in het kerkelijke mandje viel.
 De enige manier om als kinderen van plattelandsmensen die met de boerenstiel te maken hebben, aan het gedeelte 'teveel' van werken te ontsnappen, was ofwel te zeggen dat je teveel huiswerk had, ofwel zeggen dat je iets van de pastoor moest ronddragen of zo.  Niet dat hij en kornuiten niet graag
werkten...maar de kinderen van die arbeiders die de boerenaktiviteiten financieel niet meer nodig hadden, konden de hele week sjotten, ravotten... (of zich vervelen ?) .  
 Het houten-bakken paradijs
 Wij, de klein mannen van de boerderijtjes,, hadden weer eens een huis van houten bakken gebouwd.  Kompleet met vensters en al.  Als je bij ons binnenkeek zag je de keukentafel, ook al van bakken, en het gras en de paardenbloemen die de groenten moesten voorstellen.  De TV, die nog maar pas opgang maakte, was dan weer een houten kist zonder bodem die op een bakkenverhoog op haar kant stond.  Wij maakten onze nieuwsberichten zelf.  Als één van de jongens of meisjes dan achter de bodemloze bak kroop, kon je het wereldnieuws overlopen.  Ofwel pleegden we een stuk plagiaat op wat we op de radio hoorden : "Vandaag om 17 uur is president Kennedy aan z'n verwondingen overleden", ofwel brachten we het plaatselijke nieuws dat we in de krant hadden gelezen : "Onze door de voorbije oorlog geteisterde gemeente heeft vanaf de recente verkiezingen de jongste burgemeester van heel Belgie".  Op ons best waren we echter als we zelf improviseerden : "Het kalf van boer Pieeh z'n rosse koei, trekt geweldig op het 'bakkes' van Jeppe van de Witte...".
Deze eerste en laatste dialect TV-uitzendingen, hadden qua klank soms veel meer weg van het Zweeds, dan van de Algemeen beschaafde, Nederlandse taal, en zullen waarschijnlijk altijd uniek blijven, daar de regionale TVzenders van nu (eigenlijk maar best), ook in 't ABN uitzenden.  Dialekten hebben wel een klankkleur en oerbinding en betekenis die je zomaar niet vervangt.
 Maar goed dat wij dat jaar nog veel kunnen spelen hebben, want het jaar daarop konden sommigen onder ons al lichte volle bakken fruit dragen en werden we in allerlei landelijke processen ingeschakeld...wat ons veel bijbracht en tof kon zijn als het allemaal niet teveel werd, want er moest steeds meer en meer worden geproduceerd 'om te kunnen overleven' 'zogezeid'.  Ach ja, ...en bovendien was het wel ergens onze eigen schuld...daar we allemaal wel wat wilden bewijzen tegenover ouderen en tegenover mekaar.
 Wat wisten wij eigenlijk toen van 't leven ?  De verre voorvader van grootvader was waarschijnlijk een 'grotvader' daar hij in spelonken leefde.
Eens om de zoveel jaren was er wel ergens een oorlog en dat zou naar 't schijnt altijd blijven duren, want het was altijd zo geweest.  
De pa van onze pa, die af en toe eens in ons bakkenhuis kwam kijken, beloofde ons dat hij zijn boomgaard met hoogstammen tot een paradijs met vijver en zo zou maken, maar voor ons was dat al.  Grootva heeft ook de tijd niet kunnen stilzetten...en ook de andere grootva's uit de buurt niet.
De grotschaligheid rukte op en beroofde de dieren van de vrijheid om gezond te leven.  Hoogstammen werden gegeerd openhaardvoedsel, terwijl de kachelverkoop terugliep en de mijnen 'gereorganiseerd' werden.
Het hardfruit zou voortaan makkelijker op laagstam gewonnen worden en in steeds grotere en grotere vries-en luchtledige ruimten worden bewaard.
Hetgeen onze-lieve-heersbeestjes en andere geleedpotigen al jaren deden : het neerslaan van w  itte en rode spinnenepidemies, schurft, ...zou voortaan worden overgenomen door een alsmaar gigantisch wordende verdelgingsindustrie die zowel rijke verdelers als
waarschijlijk hier en daar zieke boeren voortbracht.  Eigenlijk een stuk de schuld van de consument, die fruit met rare plekjes niet moest hebben...wat was de mens toch kieskeurig geworden.  Ziektes werden meer en meer door antibiotica genezen...maar ook die te bestrijden beestjes zouden jaren later versterkt uit de strijd komen.  Wat zal er van het huidig gepruts met genen te verwachten zijn ?  Waarschijnlijk alleen dat waar het hele opzet om te doen is :  hogere winstcijfers.
 Paarden en kasseien zouden worden vervangen door beton en asfalt en immer zwaarder wordend vervoer.  De simpele beestenhokken werden vleesfabrieken.  De romantische boerenschuren hangaars.  De bij mekaar gespaarde centen om het boerderijtje uit te breiden werden dure bankleningen waar de meeste boeren zich krom voor werkten.  Ook in de fabrieken werd het werkritme alsmaar opgedreven...en dit probleem zou de volgende veertig jaar niet in het programma van onze meest gemediatiseerde politieke partijen aangekaart worden.  Hongersnood en vernietiging van voedsel pasten perfekt samen in de wereld die wij erfden.
De grootspekulanten en hun vazallen trekken overal aan de touwtjes.
Wij wisten echter niet beter dan dat president Kennedy een vriendelijke man was; een 'eerlijke', die doodgeschoten werd...de film over de moord (J.F.), zou dertig jaar later duidelijk maken dat het systeem desnoods zijn eigen slippendragers vermoord.  Wij wisten niet beter dan dat de jongste burgemeester van Belgie; onze sympathieke buur met z'n onafhankelijke
lijst, na de fusies ook door de grotere lijsten zou worden opgegeten...om uiteindelijk misschien uit afkeer van de grotebelangenpolitiek terug met z'n lijst 'gemeentebelangen' op te komen.  Het zou niet in ons hoofd hebben opgekomen dat de mensen eerst beter voor een algemeen programma vanopenbaar nut zouden kunnen kiezen en daarna voor bekwane mensen op lijsten per projekt in plaats van per partij.  De term 'openbaar nut' zou veertig jaar later tot bijna helemaal synoniem met de 'belangen van het grootkapitaal'worden.
 De inplanting van melancholische illusies
 Eerst de grote God de vader, dan de zoon en vervolgens de heilige geest.  "Laat ons zeggen grootvader, zoon en kleinzoon", dacht de knaap in de godsdienstles.  Bompa als diegene die in het slechtste geval het gevoel heeft van z'n strijd verloren te hebben.  De zoon die maar nauwelijks de frustraties van z'n vader ontworstelt is.  De kleinzoon als de nieuwe hoop die eindelijk heel zijn voorgeschiedenis op een rijtje krijgt; conclusies trekt, en een ander, gelouterd vader en grootvader zijn kan.
 De objectieve levensdraden.  De strijd om 't bestaan.  Grootvader, eind vorige eeuw geboren, teenager bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog.  De grote machthebbers slaagden erin van het werkvolk van voornamelijk Europese landen mekaar te doen afslachten en haten.
Wiens 'strijd' om het bestaan was dat eigenlijk ?  Het was de strijd van diegenen wiens geld niet meer genoeg opbracht op de beurzen.
Hun vertegenwoordigers in eigenlijk hun Staat wilden van hun Staat de leidende ekonomische macht maken.  Diegenen die melancholisch dachten dat ze hun leven voor hun vaderland gaven; stierven in feite voor de geldwaanzin van de Grootgeldheren.  
 Grootvaders vader werkte nog voor een grootgrondbezitter voordat hij op z'n eigen lapjes grond kon beginnen.  Het was de tijd van de 5, de 10 en de 14 kinderen per gezin.  De tijd ook dat de uitbuiting en de 'ontwikkeling' van de verre, meestal overzeese gebieden tot in de kleinste parochie 'gesteund' werd; zonder dat het merendeel van de boerkes wist welke industriele groepen ze eigenlijk steunden en in welke mate ze bezig waren met het leven van die andere, overzeese boerkes te ontwrichten.
Hoe zouden ze het ook geweten hebben, werken en voortdurend uitbreiden of verdwijnen en honger lijden , was hun deel.  Om de geschiedenis te leren interpreteren was er geen tijd : de pastoors, de baronnen, de fabrieksbazen en al hun politiek personeel hadden toch het eerste en het laatste woord;  en niet alleen omdat zij het waren die betaalden en betaald werden; maar ook omdat zij het nog altijd voor het zeggen hadden; zelfs na de invoering van het algemeen stemrecht :...de ultieme burgerlijk demokratische illusie van medezeggenschap over wie het uitbuitingsproces leiden mocht.
 Vader kwam eraan...juist toen de jaren twintig al een beetje op gang gekomen waren.  De Russische revolutie werd door 14 buitenlandse machten zwaar belegerd en de  Duitse  revolutie, mede als reaktie op de slachtpartij van de eerste wereldoorlog en allerlei onbering; was nog maar net bloedig neergeslagen of de burgerij tilde het fascisme langzaamaan in een positie vanwaaruit het de rol van de in krisisjaren opgebruikte burgerlijke demokratie kon gaan verdringen.  De ene illusie als oplossing voor de andere gebruiken, bleek de remedie om te voorkomen dat de werkers de macht zouden grijpen.  De verpaupering deed weer haar werk, de arbeidersklasse, fysiek en organisatorisch verslagen , liet zich weer vangen en trok weer tegen de buurlanden ten strijde in plaats van de macht in eigen land te grijpen en de oude draken naar de 'vuilnisbak van de geschiedenis' te verwijzen.  Deze keer wren het niet de opstandige arbeiders-soldaten die met hun revolutionaire dreiging het einde van de oorlog hadden ingeluid.  Nee, het ene imperialistische beest had gewoon het andere verslagen; de oorlogsindustrie had haar centen binnen en er was alweer een plan klaar om geld te verdienen met de wederopbouw.  De voornaamste hoofdoorlogsmisdadigers van 't ene beest werden bestraft of ingelijfd in de spionagediensten van het andere beest; en de plannen van sommige politieke strategen om als twee beesten tesamen door te stoten naar het oosten...VOORLOPIG OPGEBORGEN.  De vader vond geen werk in het Waalse industriebekken en, nog maar net ontsnapt aan het lot van een kleine honderd door concentratiekampen gedode dorpsgenoten, diende hij zich dooe keihard werken een plaats in de fruitteelt en de handel te veroveren.  Zijn plannen om in de Kongo te gaan werken had hij na de koloniale school in Brussel, definitief opgeborgen.
 De kleinzoon kwam...midden jaren vijftig.  Zijn moeder had na een granaatinslag een eigrote krater in haar bovendijvlees overgehouden...een paar centimeter naar links...en onze knaap was nooit geboren.
Een jong, zwaarbloedend meisje, nipt van een Vietnam - of Irakachtige of... oorlogsdood gered.  The 'golden sixties' kwamen eraan.  De bruto nationale produkten begonnen weer te stijgen, in 't Westen meer dan in een deel van het Oosten en in schril contrast met het zuiden.  Niets zou de vooruitgang nog kunnen tegenhouden :  overproduktie ? onverkoopbare stocks ? ...nooit van gehoord.  Met zo min mogelijk mensen produceren werd de nieuwe geloofsbelijdenis.  De overbuiting in de zogezegde exkolonies werd geperfektioneerd via  colaborerende elites, en methoden die men in het Westen niet meer durft te gebruiken.  
 De kleinzoon had aanvankelijk nog niet door dat dit alles niet met wat gewoon 'broederlijk delen' op te lossen was.  Politiek...wat was dat, niemand die een echte uitleg had; soms leek het op het verschil tussen een aantal kranten; soms bij de dorpsverkiezingen op het verschil tussen een aantal min of meer sympathieke figuren.
 Ook de kleinzoon zou een gezin stichten en moest z'n boterham gaan verdienen.  Hij had wel graag op 't land blijven werken, maar die kapitalen daarvoor nodig en die commerce daarrond waren er teveel aan.
Zwaar werk als sjouwer van fruitkisten lag hem, maar hij wou meer tijd om het leven te bestuderen...en niet alleen op de manier die de school hem had bijgebracht.  Het leven zou hem alles leren wat hij nodig had...bijvoorbeeld het ...reizen per trein.
 Het observeerspel
 Op 't perron van d'aloude provinciestad stonden, kamen en vertrokken honderden ochtendlijke kostwinners.  Ritmisch, door tamelijk nauwkeurige tijdsintervallen gescheiden; stapten de stuk voor stuk, naamoze, boeiende, zwijgzame gezichten in en uit.  Zij die stonden en naar overal rondkeken, speelden het observeerspel...of keken hun korte of lange persorganen in.  Het observeerspel had slechts één gulden regel.  't Leek verboden een bepaald iemand die vooraan in 't gezichtsveld van een ander kwam, daar langer dan twee sekonden in te houden.  Tijdens dit mikromoment diende je precies best zo snel mogelijk het hoofd af te wenden.  Indien iemand iemand anders langer dan die lilliputlimiet bekeek, kon je duidelijk zien dat één van de betrokken gezichtsvelden niet door de andere waargenomen kon worden.  De individuen die het waagden van de spelcode buitensporig te overtreden werden veelal met afkeurende blikken op hun baraars, openlijk voyeurisme gewezen.  Net ofdat je hun vrouw of man of henzelf als man of vrouw, te lang in de ogen zat te kijken.
 Eenmaal in de trein, bereikte het anonieme sfeertje zijn hoogtepunt.
De recht tegenover mekaar geplooide wezens sliepen, of staken hun hoofden en blikken tussen de nog door beelden en blikken te vertalen symbolen van de aan hun smaak en kunnen aangepaste opiniemakers.
Die uitgelezen afstandsdoders bevestigden waarschijnlijk wat ze over de wereld dachten of waar ze meenden zeker over te zijn.  Iedereen was zijn eigen voer zo gewoon, dat er niet één met verwondering, verbazing of verontwaardiging op de stijl of de inhoud van een bepaald artikel reageerde.  De lezers en slapers waren hopeloos verzoend met diegenen die warmtehoudende draden aan mekaar probeerden te breien door een gigantisch netwerk van knoopjes te linken.  Zo slaagde men er zo onopvallend mogelijk in om het observeerspel zo ontwijkend mogelijk te spelen.  Een tweede, zilveren gedragsregel hing als een onhoorbare klemtoon in de wagons : de ietwat te lange anonieme blikken mochten bijna nooit door uitgesproken taal bezegeld worden.  Zij die mekaar treinshalve kenden en bijna dagelijks ontmoeten, waren veelal gauw uitgepraat.  Vooral bij grote wagonstiltes viel het hen kennelijk zwaar om met twee of drie een wagonkabaret weg te geven.  Tussen mekaar bekende personen met totaal verschillende interessesferen, zag je al gauw dat één van de partijen zijn toevlucht gedeeltelijk in een kreativiteit van zijn keuze zocht.  Uit het venster staren, proberen te lezen, pogen te slapen of liefst ongemerkt observeren  wie er dan vandaag wel zat.
 Alleen de kaarters en de mensen die echt van een, om 't even welk, boeiend onderwerp knabbelden
kwamen bovenop een soort algemene, spontane aandacht te zitten.  Deze laatste groep én de toeristische treingebruikers scoorden qua enthoesiasme 't hoogst.  Diegenen die niet behendig op mekaars golf zaten, of niet wilden of konden zitten; hadden 
dan toch nog één zichtbaar ding gemeen met de anderen.  In één wagon op twee zat het treinvolk met al zijn verwachingen, achtergronden en zorgen...in een door verbranding van verdorde plantaardigen verspreidde mist.  In het andere gedeelte van de treinboxen, kon je de lucht dan weer niet snijden.  De lieden van de met duurder meubilair uitgerustte treingedeelten, hadden wel meer ruimte dan diegenen die met vijftien of dertig in de zitloze tussenafdelinkjes opgestapeld stonden...toch straalden ze ergens een moeilijk te omschrijven beperktheid uit.  Een ingebouwde rem verhinderde sommigen onder hen waarschijnlijk om vanuit het met de tweedeklassers gemeenschappelijke, kollektieve verleden; aan een waardebepaling van het heden gaan te doen.  Verschillende kleine graadjes bezit, gezag en gedrag (of de ambities daarvoor) , scheidden de twee treiningezetenen en iedere groep op zich, onderling, vertoonde waarschijnlijk dezelfde symptonen.  Men zou zich kunnen afvragen waar de treinkonducteur 't liefst zijn ronde deed.  Welwetend dat je het niet te veralgemenen antwoord, nietzozeer in een politiek-ideologische, dan wel in een zielsuithoek van de betrokkene zou moeten gaan zoeken.
Misschien gelukkig dat  de psychologische wetten al die dingen haast automatisch voor ons koordineren en korrigeren zodat onze intuitie en verbeelding soms kunnen genieten van al die soorten van observeren.   
 Om kort te gaan, op het initiatief tot beginnen spreken rustte precies een hypotheek.  Een hypotheek die bij het demonstreren van contactnood, wel eens verhoogd zou kunnen worden.  Omdat je nooit wist in welke mate spreken wel eens genant zou kunnen zijn, hoefde het natuurlijk niet zo nodig.  De anonieme geluidloze schuttingen slopen, wekte wel de blikken en de geesten, maar vermocht zelden dat er eventueel een aantal kommunikatiespeelkaarten geschud...en uitgedeeld werden.  Daar zaten ze dan zo dus.  Gijdend samen.  ZE, het duizendtal, dat, op 't eerste zicht, niets aan mekaar had, en wilde hebben.  Op één trein uit de duizend, lagen ze, veilig van mekaar afgeschermd, al dan niet wakker, ...te dommelen.
 Er waren er onder hen, die van de landelijke gebieden kwamen.
Er waren er die in kleine en grote steden woonden.  Er waren er die zelden zochten wat ze vonden en vonden wat ze zochten.  Er waren er die niet meer zochten.  Er waren er die niet wisten wat ze zochten.  Er waren er voor wie niet zoeken heel gemakkelijk was.  Er waren er die alle dagen in dezelfde details verloren liepen.  Er waren de ontgoochelden die, teveel ineens of te onhandig gezocht hadden.  Er waren er die, gelukkig genoeg, niet zo zeer meer hoefden te zoeken, maar vooral innerlijk genoten.
Er waren er die gelukkig nooit zouden zoeken.  Er waren er die teveel en te weinig of niet het juiste tot zich namen, vast, vloeibaar of zielsmatig.
Hun groei altijd corresponderend  met alle omstandigheden in acht genomen.  Hun eigen groei en afgang versnellend of vertragend zoals het komen en gaan van ziekten.  Op weg naar werk of drank of vrouwen enz...
 Voor de meesten was zoeken ergens als te moeilijk en nergens naartoeleidend ingebakken : hun
motto : 'leve het konkrete, praktische leven...en weg met abstrakties, analyses en de taal als heiligdom'.
Van hun geestdrift af te lezen, zaten velen precies levenslang aan een, hetzij zinloze of overbodige, hetzij een te veeleisende funktie vast.  Of een nuttige funktie, maar binnen een slecht georganiseerde struktuur.  Overbetaald of onderbetaald, zinloos of niet...iedereen was een funktioneel lid van de naar de 21ste eeuw opschuivende 20ste eeuw.
 Alles draaide rond het funktioneel zijn.  Zich teveel afvragen waarom, voor wie en wat men eigenlijk funktioneel zat te zijn, was veel te gewaagd om met andere, misschien minder sociaal bewustzijnslozen, over te spreken.  Enfin, dan maar gezwegen.     
 De nieuwe baronnen    « tiens, hier had ik precies van gedroomd »
 De grootvader van onze inmiddels volgroeide knaap had de oude baronnen nog gekend.  Ze waren met de klerus en de kleruspartij of de zogezegde 'liberalen' vergroeid en verwachten in die tijd nog een soort eerbetoon van hun 'minderen'.  Een overgrootvader van de knaap had nog op een kleine hoeve gewerkt die aan 't kasteel toebehoorde.  Op de laatste dag dat hij voor de baron werkte; zei deze hem dat de mest niet dik genoeg op de akkers gegoten was.  Hij had de baron daarop met z'n klikken en klakken in de zeik gegooid en hem gevraagd of "de mest er nu dik genoeg oplag, mijnheer de baron".  De baron had zijn knecht en diens kruiwagen zelfs niet kunnen zien vertrekken van de stront in z'n ogen.
 Een paar generaties later, zijn de nieuwe baronnen de machtige partijpotentaten.  Voor het bekomen van tijdelijke of vaste jobs of om uit het sociale doolhof wegwijs te geraken, is een steeds groter deel van de maatschappij van hen afhankelijk.  De belangrijkste politieke daad die de grootste groep van nieuwe lijfeigenen stellen, is het kleurloos blijven.  
Dit zolang mogelijk volhouden, heeft het voordeel dat je, naargelang de politieke omstandigheden, op om het even welk politiek paard kan wedden.  Nog anderen, de schatplichtigen, proberen het door zich in één van de klassieke partijen verdienstelijk te maken...al hebben die aktiviteiten inhoudelijk weinig met politiek in de geschiedkundige betekenis van het woord te maken (pensenkermissen; naai-en snit...).  Deze inzet is veelal meer een weloverwogen spekulatieve carrièrezet dan idealisme : veelal meer een soort ongeschreven code dat je dankbaar mag zijn dat je via één van de politieke zuilen en hun mutualiteiten, scholen of staatsjobs werk hebt.  Zelfs in de privésector heb je dikwijls 'voorspraak' nodig om aan werk te geraken.  Wie komt er over al die grenzen heen tegen zijn eigen broodheren in, eisen dat werk een recht zou moeten zijn ?
Velen aanvaarden de haast instinktmatig aangevoelde nepnoodzaak om het gesofistikeerde verdeel-en heersspel gaande te houden.
Je aanpassen aan de heersende machtsverhoudingen lijkt heel natuurlijk te zijn...maar de natuur zelf zit veel subtieler en menselijker in mekaar dan we denken.  Net zoals men veelal vroeger de macht van een geestelijke niet in vraag mocht stellen, zo dierf men ook nauwelijks te tornen aan de macht van vaak louter op arrivisme berekende intelektuelen.
 De politiekers die we hebben en het politiek systeem dat we hebben zijn diegenen en is datgene die en dat we met z'n allen tesamen genomen, verdienen, omdat deze een produkt van ons gezamenlijk bewustzijn zijn.
 Het werd de hoogste tijd dat onze knaap zijn politiek militantisme in redevoeringen om ging zetten.  Elke rede vertegenwoordigde een bepaalde periode in zijn eigen ontwikkelingsproces dat onlosmakelijk aan de totalteit van de wereld rondom hem verbonden leek.
Hij schreef uit noodzaak om de romdom hem heersende afvlakking en berusting en het gebrek aan enthoesiasme tegen te gaan. 
Uit noodzaak omdat er nog altijd te weinig symptomen van een daadwerkelijke lotsverbondenheid tussen de verschillende groepen van werkvolk bestond; omdat hij zich geen bijenkorf kon voorstellen met bijen met en zonder toelating om te werken;en met bijen die niet moesten werken en met honingpotten beloond werden...die niet tevreden waren met de kleine hoeveelheden stuifmeel achter hun poten.  Hij schreef omdat men zonder een gepaste, overkoepelend ingestelde mentaliteit, niet tot een rechtvaardige en sociale organisatie kan komen...ook niet als je toegeeft op de theorieen die je uit de praktijk hebt geput...en gezeefd en nog eens gezeefd.  Hij schreef omdat als in een maatschappij de groepen op het geheel primeren, dat je dan een soort kanker krijgt, net zoals in bepaalde cellen van organen kanker begint als het deel geen rekening meer houdt met het geheel. Hoe noemt men trouwens een beperkt gedeelte dat een groot geheel al herhaaldelijk heeft uitgeroeid : kanker of oorlogsimperialisme ?   Hij schreef omdat je door tegenstellingen aan de oppervlakte te krijgen men nog iets bijleren kan.  Hij schreef om door het kollektieve verleden versplinterde groepen een werkzaam gemeenschappelijk alternatief kunnen aan te bieden.  Verleden, heden, toekomst...een toekomst die, onopvallend een onderdeel van het verleden en het heden leek te zijn.  Word de geschiedenis immers niet bepaald door de omstandigheden waarin mensen leven en de stimulansen van hen die daarover nadenken ?
 Aan iedereen
Die het leven hongerig liefhebben blijft.  Die weet dat er niets zonder gekende of nog onbekende vormen van energie kan bestaan.
Die weet dat leegte niet bestaat, maar dat je ze in je leven wel oproepen en scheppen of overkomen kan.  Die zich niet door de heersende ideologie laten overwoekeren heeft.  Die in het bestaan allerhande soorten bewustmakende en levensnoodzakelijke evoluties naar meer zin ontdekt.
Die weet dat het nieuwe en het oerlijke, alhoewel verschillend van uiterlijk en inhoud nog altijd één willen zijn.  Die denkt dat de dood slechts gedeeltelijke onbereikbaarheid is.  Die vanuit diverse tastbare werkelijkheden zoals allerhande soorten wetenschappelijke kennis en diepgaand geanalyseerde gevoelens, reeds de kunst van het intuitieve innerlijke observeren beheerst.  Die vanuit de kracht van deze innerkommunikatie probeert te kommunikeren.  Die de waan en de echtheid, het kaf en het koren, al onderscheiden kan.  Die weet dat ook de eenvoudigen van geest je kunnen vooruitstuwen en dat eenvoud de sleutel tot het begrijpen van het complexe is.  Die  de 'aanraking' en het 'betoverende'  in het lezen en uitspreken en vergelijken van woorden ervaart.  Die de samenhang van de gebeurtenissen in z'n leven als wisselwerking met de totale eenheid van alles kan zien...en daardoor zijn individueel en kollektief bewustzijn verhoogt.  Die weet dat het denken over z'n eigen leefwereld onlosmakelijk verbonden is met het denken over de wereld en het heelal in z'n totaliteit.  Die, misschien onderbroken, maar immer konstant aan de kwaliteit van de communicatie rondom zich werkt.
Die begrijpt dat al het vorige in een nieuwe manier van met mekaar en zichzelf omgaan zal resulteren.  Die beseft dat het beheersen van de dynamiek achter het persoonlijke samenleven van mensen; van de kleinste kernen tot de algehele wereldmaatschappij; dat dit alles al op zich een nieuwe vorm van kunst is... een kunst die van een gezonde innercommuniatie vertrekt.  Die weet dat het individuele en kollektieve kennen tot een hogere mate van bewustzijn leidt...en dat dit bewustzijn de wegen naar het kwantitatief en kwalitatief betere opent.  Die weet dat bepaalde juridische en morele wetten naargelang de omstandigheden zowel veiligheid als bedreiging kunnen zijn.  Die weet dat alles zich uiteindelijk toch ontwikkeld in de richting van wat het optimaal zijn kan.
Die weet dat gedachten en strukturen die het nefaste deel va het oude willen in leven houden op kleine en grote schaal schade aanrichten .
Die beseft dat sommigen die dit alles nog niet goed verwoorden kunnen, soms meer bereiken en soms meer uitstralen dan zij die dit alles snappen en uitleggen kunnen.  Die met dit alles begaan wil zijn...omdat je er uiteindelijk niet meer los van geraken wil.  Die de ware inhoud van het woord vrijheid snapt.  Die vanuit zichzelf en anderen tot volle rijping komen wil.  Die op positieve en negatieve manier tot het opbouwen van mijn begrijpen heeft bijgedragen, van de holbewoner tot en met mijn huidige buur.  Die weet dat geld alleen niet gelukkig maakt.
Die weet dat we met het woord 'God' eigenlijk de bovendierlijke eigenschappen in onszelf bedoelen.  Die weet dat alles wat bestaat zowel natuur en cultuur tegelijk is...en dat er niets anders kan bestaan.
Kortom : Graag leven, net als samenleven is de grootste kunst...innerkommunikatie is de nieuwste kunst.   
     

Geen opmerkingen:

Een reactie posten